Deuteronomium 26:3

3 En gij zult komen tot den priester, dewelke in die dagen zijn zal, en tot hem zeggen: Ik verklaar heden voor den HEERE, uw God, dat ik gekomen ben in het land, hetwelk de HEERE onzen vaderen gezworen heeft ons te zullen geven.

Deuteronomium 26:3 Meaning and Commentary

Deuteronomy 26:3

And thou shalt go unto the priest that shall be in those
days
Whose course and turn it would be to minister before the Lord; though, according to the Targum of Jonathan, it was the high priest they were to apply to on this occasion; and so Aben Ezra observes, that this law is obligatory all the time there is an high priest, as if it was not binding when there was none, and all depended on him; who in this case was typical of Christ our high priest, to whom we must bring, and by him offer up, the sacrifice of praise, even the fruit of our lips, giving thanks to God for all his mercies:

and say unto him;
what follows, and the basket of firstfruits all the while on his shoulder ^F4, even if a king:

I profess this day;
it being done once in a year, and not twice, as Jarchi notes:

unto the Lord thy God;
directing his speech to the priest:

that I am come into the country which the Lord sware unto our fathers
for to give us;
and not only come into it, but was in the possession of it, and in the enjoyment of the fruits of it; of which the basket of firstfruits he had brought on his shoulder was a token. The natural and moral use of these firstfruits to the Israelites, and the bringing of them, was hereby to own and acknowledge that God was the proprietor of the land of Canaan; that they had it by gift from him, and that they held it of him, the firstfruits being a sort of a small rent they brought him; and that he was faithful to his oath and promise he had made to their fathers, and which they professed with great humility and thankfulness. The typical use of them was to direct to Christ himself, the firstfruits of them that sleep in him, the first begotten from the dead, the pledge and earnest of the resurrection of his people; to the Spirit of God and his grace, which are the earnest of glory; and to the first converts among Jews and Gentiles, in the first times of the Gospel; to Christians in general, who are the firstfruits of God and of the Lamb, and to their sacrifices of praise and thankfulness they are to offer up to God through Christ, which are acceptable to him through him; and whereby they glorify him as the author of all their mercies, to whom they are to bring their best, and in the first place; see ( 1 Corinthians 15:20 1 Corinthians 15:23 ) ( Romans 8:23 ) ( 11:16 ) ( 16:5 ) ( Revelation 14:4 ) ( Hebrews 13:15 ) .

---

FOOTNOTES:

F4 Misn. Biccurim, c. 3. sect. 4, 6. Maimon. Biccurim, c. 3. sect. 12.

Deuteronomium 26:3 In-Context

1 Voorts zal het geschieden, wanneer gij zult gekomen zijn in het land, dat u de HEERE, uw God, ten erve geven zal, en gij dat erfelijk zult bezitten, en daarin wonen;

2 Zo zult gij nemen van de eerstelingen van alle vrucht des lands, die gij opbrengen zult van uw land, dat u de HEERE, uw God, geeft, en zult ze in een korf leggen; en gij zult heengaan tot de plaats, die de HEERE, uw God, verkoren zal hebben, om Zijn Naam aldaar te doen wonen;

3 En gij zult komen tot den priester, dewelke in die dagen zijn zal, en tot hem zeggen: Ik verklaar heden voor den HEERE, uw God, dat ik gekomen ben in het land, hetwelk de HEERE onzen vaderen gezworen heeft ons te zullen geven.

4 En de priester zal den korf van uw hand nemen, en hij zal dien voor het altaar des HEEREN, uws Gods, nederzetten.

5 Dan zult gij voor het aangezicht des HEEREN, uws Gods, betuigen en zeggen: Mijn vader was een bedorven Syrier, en hij toog af naar Egypte, en verkeerde aldaar als vreemdeling met weinig volks; maar hij werd aldaar tot een groot, machtig en menigvuldig volk.