Deuteronomium 30:3

3 En de HEERE, uw God, zal uw gevangenis wenden, en Zich uwer ontfermen; en Hij zal wederkeren en u vergaderen uit al de volken, waarheen u de HEERE, uw God, verstrooid had.

Deuteronomium 30:3 Meaning and Commentary

Deuteronomy 30:3

That then the Lord thy God will turn thy captivity, and have
compassion on thee
Return them from their captivity, or bring them out of it, both in a temporal and spiritual sense; free them from their present exile, and deliver them from the bondage of sin, Satan, and the law; and all this as the effect of his grace and mercy towards them, and compassion on them; see ( Jeremiah 30:18 ) ; The Targum of Jonathan is,

``his Word shall receive with good will your repentance;''

it being cordial and unfeigned, and fruits meet for it brought forth:

and will return and gather thee from all the nations whither the Lord
thy God scattered thee;
or, "will again gather thee" ^F11; as he had gathered them out of all places where they had been scattered, on their return from the Babylonish captivity; so will he again gather them from all the nations of the earth, east, west, north, and south, where they are now dispersed; when they shall turn to the Lord, and seek David their King, the true Messiah. Maimonides ^F12 understands this passage of their present captivity, and deliverance from it by the Messiah.

---

FOOTNOTES:

F11 (Kubqw bvw) (kai palin sunaxei) , Sept. "et rursum congregabit te", V. L. "et iterum colliget te", Piscator.
F12 Hilchot Melachim, c. 11. sect. 1.

Deuteronomium 30:3 In-Context

1 Voorts zal het geschieden, wanneer al deze dingen over u zullen gekomen zijn, deze zegen of deze vloek, die ik u voorgesteld heb; zo zult gij het weder ter harte nemen, onder alle volken, waarheen u de HEERE, uw God, gedreven heeft;

2 En gij zult u bekeren tot den HEERE, uw God, en Zijner stem gehoorzaam zijn, naar alles, wat ik u heden gebiede, gij en uw kinderen, met uw ganse hart en met uw ganse ziel.

3 En de HEERE, uw God, zal uw gevangenis wenden, en Zich uwer ontfermen; en Hij zal wederkeren en u vergaderen uit al de volken, waarheen u de HEERE, uw God, verstrooid had.

4 Al waren uw verdrevenen aan het einde des hemels, van daar zal u de HEERE, uw God, vergaderen, en van daar zal Hij u nemen.

5 En de HEERE, uw God, zal u brengen in het land, dat uw vaderen erfelijk bezeten hebben, en gij zult dat erfelijk bezitten; en Hij zal u weldoen, en zal u vermenigvuldigen boven uw vaderen.