Esther 2:16

16 Alzo werd Esther genomen tot den koning Ahasveros, tot zijn koninklijk huis, in de tiende maand, welke is de maand Tebeth, in het zevende jaar zijns rijks.

Esther 2:16 Meaning and Commentary

Esther 2:16

So Esther was taken unto King Ahasuerus, into his house royal,
&c.] Did not return on the morrow to the house of the women, as those who only became the king's concubines did, ( Esther 2:14 ) , but she was taken to be his wife, and designed for his queen, and so was retained in his palace, and placed in an apartment suitable to the dignity she was about to be advanced unto:

and this was done in the tenth month, which is the month Tebeth;
and answers to part of December and part of January; not the twelfth month Adar, as the Septuagint version, and so Josephus ^F17, contrary to the original text: either that law had not obtained among the Persians, or the king thought himself not bound by it, which forbid marriage at any other time than the beginning of the vernal equinox ^F18:

in the seventh year of his reign;
and the divorce of Vashti being in the third year of his reign, it was four years before Esther was taken by him; who, if Xerxes, it may be accounted for by his preparation for, and engagement in, a war with Greece, which took him up all this time; and from whence he returned in the seventh year of his reign, at the beginning of it, and married Esther at the close of it, see ( Esther 2:1 ) as may be suggested.

---

FOOTNOTES:

F17 Ut supra (Antiqu. l. 11. c.6. sect. 2.)
F18 Strabo. Geograph. l. 1. p. 504.

Esther 2:16 In-Context

14 Des avonds ging zij daarin, en des morgens ging zij weder naar het tweede huis der vrouwen, onder de hand van Saasgaz, den kamerling des konings, bewaarder der bijwijven, zij kwam niet weder tot den koning, ten ware de koning lust tot haar had, en zij bij name geroepen werd.

15 Als de beurt van Esther, de dochter van Abichail, den oom van Mordechai, (die hij zich ter dochter genomen had) naakte, dat zij tot den koning komen zou, begeerde zij niet met al, dan wat Hegai, des konings kamerling, de bewaarder der vrouwen, zeide; en Esther verkreeg genade in de ogen van allen, die haar zagen.

16 Alzo werd Esther genomen tot den koning Ahasveros, tot zijn koninklijk huis, in de tiende maand, welke is de maand Tebeth, in het zevende jaar zijns rijks.

17 En de koning beminde Esther boven alle vrouwen, en zij verkreeg genade en gunst voor zijn aangezicht, boven alle maagden; en hij zette de koninklijke kroon op haar hoofd, en hij maakte haar koningin in de plaats van Vasthi.

18 Toen maakte de koning een groten maaltijd al zijn vorsten en zijn knechten, den maaltijd van Esther; en hij gaf den landschappen rust, en hij gaf geschenken naar des konings vermogen.