Exodus 16:3

3 En de kinderen Israels zeiden tot hen: Och, dat wij in Egypteland gestorven waren door de hand des HEEREN, toen wij bij de vleespotten zaten, toen wij tot verzadiging brood aten! Want gijlieden hebt ons uitgeleid in deze woestijn, om deze ganse gemeente door den honger te doden.

Exodus 16:3 Meaning and Commentary

Exodus 16:3

And the children of Israel said unto them
They not only inwardly murmured, and privately complained among themselves, but they spoke out their complaints, and that in a very extravagant manner:

would to God we had died by the hand of the Lord in the land of Egypt;
by one of the plagues, or some such like plague as were inflicted on the Egyptians, which killed many of them, and particularly the hailstorm and plague on the firstborn; suggesting that death, even by the hand of the Lord, whether in an ordinary or extraordinary way, was more eligible than their present circumstances: when we sat by the fleshpots, and when we did eat bread to the full; which is an exaggeration of their former circumstances, and the happiness of them, in order to aggravate the misery of their present ones; for it can hardly be thought strictly true, that while they were in hard bondage in Egypt, they had often flesh in their pots, and leisure time to sit and attend them, either the boiling of it in them, or the eating of it when served up in dishes at the table; which they seem to boast of, as if they had several dishes of meat at table, and sat in great splendour, and took a great deal of time to regale themselves, and when they indulged themselves to satiety, having fulness of bread and all provisions:

for ye have brought us forth into this wilderness, to kill this whole
assembly with hunger:
but there was no danger of that at present, since they had so many flocks and herds with them; though indeed so large a number would soon have ate them up, and which could not so comfortably be fed upon without bread; and, besides, these they did not choose to slay, unless under great necessity, which they reserved for sacrifice, and for an increase.

Exodus 16:3 In-Context

1 Toen zij van Elim gereisd waren, zo kwam de ganse vergadering der kinderen Israels in de woestijn Sin, welke is tussen Elim en tussen Sinai, aan den vijftienden dag der tweede maand, nadat zij uit Egypteland uitgegaan waren.

2 En de ganse vergadering der kinderen Israels murmureerde tegen Mozes en tegen Aaron, in de woestijn.

3 En de kinderen Israels zeiden tot hen: Och, dat wij in Egypteland gestorven waren door de hand des HEEREN, toen wij bij de vleespotten zaten, toen wij tot verzadiging brood aten! Want gijlieden hebt ons uitgeleid in deze woestijn, om deze ganse gemeente door den honger te doden.

4 Toen zeide de HEERE tot Mozes: Zie, Ik zal voor ulieden brood uit den hemel regenen; en het volk zal uitgaan, en verzamelen elke dagmaat op haar dag; opdat Ik het verzoeke, of het in Mijn wet ga, of niet.

5 En het zal geschieden op den zesden dag, dat zij bereiden zullen hetgeen zij ingebracht zullen hebben; dat zal dubbel zijn boven hetgeen zij dagelijks zullen verzamelen.