Ezechiël 1:28

28 Gelijk de gedaante van den boog, die in de wolk is ten dage des plasregens, alzo was de gedaante van den glans rondom; dit was de gedaante van de gelijkenis der heerlijkheid des HEEREN; en als ik het zag, viel ik op mijn aangezicht, en ik hoorde een stem van Een, Die sprak.

Ezechiël 1:28 Meaning and Commentary

Ezekiel 1:28

As the appearance of the bow that is in the cloud in the day
of rain
The rainbow, which is no other than the reflection of the rays of the sun in a thin watery cloud on a rainy day: so [was] the appearance of the brightness round about it;
so Christ is represented as clothed with a cloud, and a rainbow about his head, ( Revelation 10:1 ) ; which is a token of the covenant of grace, in which Christ is concerned; it is round about him; he is the head mediator, surety, and messenger of it; all the blessings and promises of it are in him; and he is that itself, which is only a reverberation him, the sun of righteousness; and it is also about the throne on which he sits, which is upheld by mercy and truth; and it is ever in his view and he is always mindful of it: this part of the vision agrees with ( Revelation 4:3 ) ; this [was] the appearance of the likeness of the glory of God:
of the divine Shechinah; the Word of God that was made flesh and dwelt among us; whose glory is as the only begotten of the Father; and who is the brightness of his Father's glory, and the express image of his person: and when I saw [it], I fell upon my face;
through fear and reverence of the glorious Person that appeared to him; see ( Revelation 1:17 ) ; and I heard a voice of one that spake:
what is delivered in the following chapter; which contains Ezekiel's commission from Christ, who is the person that spake unto him.

Ezechiël 1:28 In-Context

26 En boven het uitspansel, hetwelk was boven hun hoofden, was de gelijkenis eens troons, als de gedaante van een saffiersteen; en op de gelijkenis als de gedaante eens mensen, daarboven op zijnde.

27 En ik zag als de verf van Hasmal, als de gedaante van vuur rondom daarbinnen, van de gedaante Zijner lenden en opwaarts; en van de gedaante Zijner lenden en nederwaarts, zag ik als de gedaante van vuur, en glans aan Hem rondom.

28 Gelijk de gedaante van den boog, die in de wolk is ten dage des plasregens, alzo was de gedaante van den glans rondom; dit was de gedaante van de gelijkenis der heerlijkheid des HEEREN; en als ik het zag, viel ik op mijn aangezicht, en ik hoorde een stem van Een, Die sprak.