Ezechiël 19:3

3 Zij toog nu een van haar welpen op; het werd een jonge leeuw, die leerde roof te roven, hij at mensen op.

Ezechiël 19:3 Meaning and Commentary

Ezekiel 19:3

And she brought up one of her whelps
Or sons, as the Targum: or, "made him to ascend" ^F20, as the word signifies; to mount the throne; this was Jehoahaz, whom the people of the land took and anointed him, and made him king in the stead of Josiah his father, ( 2 Kings 23:30 ) ; it become a young lion;
that is, a king, as the same Targum explains it, and a tyrannical and arbitrary one: and it learned to catch the prey;
being instructed by evil counsellors, he soon learned to oppress his subjects, to get their substance from them, and do many evil things, as he is said to do, ( 2 Kings 23:32 ) ; it devoured men;
or a man, Adam, the people of Israel, so called, ( Ezekiel 34:31 ) ; as the Jews frequently observe; it ate up and destroyed their liberties, privileges, and property.

---

FOOTNOTES:

F20 (letw) "et ascendere fecit", Pagninus, Montanus, Tigurine version.

Ezechiël 19:3 In-Context

1 Verder, hef gij een weeklage op over de vorsten van Israel,

2 En zeg: Wat was uw moeder? Een leeuwin, onder de leeuwen nederliggende; zij bracht haar welpen op in het midden der jonge leeuwen.

3 Zij toog nu een van haar welpen op; het werd een jonge leeuw, die leerde roof te roven, hij at mensen op.

4 Dit hoorden de volken van hem, hij werd gegrepen in hun groeve; en zij brachten hem met haken naar Egypteland.

5 Zij nu ziende, dat zij in hope was geweest, doch haar verwachting verloren was, zo nam zij een ander van haar welpen, hetwelk zij tot een jongen leeuw stelde.