Ezechiël 20:44

44 Zo zult gij weten, dat Ik de HEERE ben, als Ik met u gedaan zal hebben, om Mijns Naams wil, niet naar uw boze wegen, noch naar uw verdorven handelingen, o huis Israels, spreekt de Heere HEERE.

Ezechiël 20:44 Meaning and Commentary

Ezekiel 20:44

And ye shall know that I am the Lord
Jehovah their righteousness, their Redeemer and Saviour, Lord and King; they shall know Christ, and him crucified, and God in Christ as their covenant God; (See Gill on Ezekiel 20:42); when I have wrought with you for my name's sake; in the thorough conversion of them; not that there is any cooperation with God in that work; ministers indeed are coworkers, not as efficients, but instruments; persons converted are wholly passive in the first work of conversion or regeneration; and in all later actings move as they are acted, turn being turned, walk and run being drawn, not being able to do anything as of themselves: but the phrase signifies a working in favour of them; doing great things for them, and good things in them, well pleasing in his sight, and good unto them; plucking them as brands out of the burning; taking them out of the hands of Satan; calling them out of darkness into light, and bringing them out of bondage into liberty; and all this for his own name's sake,
of his own will and pleasure, according to his abundant mercy, and for the glory of his rich grace: not according to your wicked ways, not according to your corrupt
doings, O ye house of Israel, saith the Lord God;
had he, they must have perished in their sins, and been miserable for ever; but he neither proceeds according to the bad works nor the good works of men, in calling and converting them, but according to his own purpose and grace, ( 2 Timothy 1:9 ) , their evil works do not hinder his grace when he is resolved to work, and their good works do not merit it; he acts freely, and in a sovereign way.

Ezechiël 20:44 In-Context

42 En gij zult weten, dat Ik de HEERE ben, als Ik u in het landschap Israels gebracht zal hebben, in het land, waarover Ik Mijn hand opgeheven heb, om hetzelve uw vaderen te geven.
43 Daar zult gij dan gedenken aan uw wegen, en aan al uw handelingen waarmede gij u verontreinigd hebt, en gij zult van u zelven een walging hebben over al uw boosheden, die gij gedaan hebt.
44 Zo zult gij weten, dat Ik de HEERE ben, als Ik met u gedaan zal hebben, om Mijns Naams wil, niet naar uw boze wegen, noch naar uw verdorven handelingen, o huis Israels, spreekt de Heere HEERE.
45 Verder geschiedde des HEEREN woord tot mij, zeggende:
46 Mensenkind, zet uw aangezicht naar den weg van het zuiden, en drup tegen het zuiden; en profeteer tegen het woud van het veld in het zuiden.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.