Ezechiël 37:12

12 Daarom, profeteer en zeg tot hen: Zo zegt de Heere HEERE: Ziet, Ik zal uw graven openen, en zal ulieden uit uw graven doen opkomen, o Mijn volk! en Ik zal u brengen in het land Israels.

Ezechiël 37:12 Meaning and Commentary

Ezekiel 37:12

Therefore prophesy, and say unto them
For their comfort, in order to revive their hope, and encourage their faith, in these distressed circumstances: thus saith the Lord, behold, O my people:
they were his people still, and he had a covenant interest in them, and they in him, though in such a low estate; and which was the ground of his care of them, and concern for them, and or doing all the good things to them after mentioned; all proceeded from his covenant, and the grace of it, and their relation to him: I will open your graves, and cause you to come out of your graves;
the cities and prisons in Chaldea and other places; where they were confined and held captives, and out of which they could no more deliver themselves than a dead man of himself can rise up out of his grave: this is both an emblem of the resurrection of the dead at the last day {z}, when they shall come forth out of their graves at the voice of Christ, some to the resurrection of life, and others to the resurrection of damnation; and of dead sinners, raised out of the graves of sin by the power and efficacy of the grace of God; see ( John 5:25 John 5:28 John 5:29 ) : and bring you into the land of Israel;
to dwelt in it, and abide there, and be no more dispossessed of it; as they will not, any more, when once settled in it, upon their conversion in the latter day.

---

FOOTNOTES:

F26 To which it is applied in T. Bab. Sabbat, fol. 152. 2, & Taanith, fol. 2. 2.

Ezechiël 37:12 In-Context

10 En ik profeteerde, gelijk als Hij mij bevolen had. Toen kwam de geest in hen, en zij werden levend en stonden op hun voeten, een gans zeer groot heir.

11 Toen zeide Hij tot mij: Mensenkind! deze beenderen zijn het ganse huis Israels; ziet, zij zeggen: Onze beenderen zijn verdord, en onze verwachting is verloren, wij zijn afgesneden.

12 Daarom, profeteer en zeg tot hen: Zo zegt de Heere HEERE: Ziet, Ik zal uw graven openen, en zal ulieden uit uw graven doen opkomen, o Mijn volk! en Ik zal u brengen in het land Israels.

13 En gij zult weten, dat Ik de HEERE ben, als Ik uw graven zal hebben geopend, en als Ik u uit uw graven zal hebben doen opkomen, o Mijn volk!

14 En Ik zal Mijn Geest in u geven, en gij zult leven, en Ik zal u in uw land zetten; en gij zult weten, dat Ik, de HEERE, dit gesproken en gedaan heb, spreekt de HEERE.