Ezechiël 39:10

10 Zodat zij geen hout uit het veld zullen dragen, noch uit de wouden houwen, maar van de wapenen vuur stoken; en zij zullen beroven degenen, die hen beroofd hadden, en plunderen, die hen geplunderd hadden, spreekt de Heere HEERE.

Ezechiël 39:10 Meaning and Commentary

Ezekiel 39:10

So that they shall take no wood out of the field
During that seven years; or they shall have no need to do so, as the Syriac version; having a sufficiency of armour: neither cut down any out of the forest:
out of the forest of Lebanon, or any other, where they used to fetch wood for their necessary uses; but so great a quantity of armour shall now be brought home by them to their houses, that they should have no need to be at the trouble and expense of fetching wood from the forests: for they shall burn the weapons with fire;
the reason of which will be, because they will have no occasion for them hereafter; for when this battle is over, which seems to be the same with that at Armageddon, there will be an entire destruction of all the enemies of Christ and his church; the world will be cleared of them, and there will be war no more, and so no more use of weapons; this will be the last battle that will be fought; see ( Isaiah 2:4 ) ( Micah 4:3 ) : and they shall spoil those that spoil them, and rob those that robbed
them, saith the Lord God:
not only take their weapons and burn them, but strip them of their garments, and take away their gold, and silver, and jewels, and everything of value they shall find about them.

Ezechiël 39:10 In-Context

8 Ziet, het komt en zal geschieden, spreekt de Heere HEERE; dit is de dag, van welken Ik gesproken heb.

9 En de inwoners der steden Israels zullen uitgaan, en vuur stoken en branden van de wapenen, zo van schilden als rondassen, van bogen en van pijlen, zo van handstokken als van spiesen; en zij zullen daarvan vuur stoken zeven jaren;

10 Zodat zij geen hout uit het veld zullen dragen, noch uit de wouden houwen, maar van de wapenen vuur stoken; en zij zullen beroven degenen, die hen beroofd hadden, en plunderen, die hen geplunderd hadden, spreekt de Heere HEERE.

11 En het zal te dien dage geschieden, dat Ik aan Gog aldaar een grafstede in Israel zal geven, het dal der doorgangers naar het oosten der zee; en datzelve zal den doorgangers den neus stoppen; en aldaar zullen zij begraven Gog en zijn ganse menigte, en zullen het noemen: Het dal van Gogs menigte.

12 Het huis Israels nu zal hen begraven, om het land te reinigen, zeven maanden lang.