Genesis 12:11

11 En het geschiedde, als hij naderde, om in Egypte te komen, dat hij zeide tot Sarai, zijn huisvrouw: Zie toch, ik weet, dat gij een vrouw zijt, schoon van aangezicht.

Genesis 12:11 Meaning and Commentary

Genesis 12:11

And it came to pass, when he was come near to enter into
Egypt
Just entering into it, having travelled from the mountain between Bethel and Hai, two hundred and forty miles ^F16; or when he "caused to come near" ^F17, either his camp, as Aben Ezra supplies it, or his tent, or his family, as others:

that he said unto Sarai his wife, behold now, I know that thou art
a fair woman to look upon;
though sixty five years of age, being ten years younger than her husband, see ( Genesis 17:17 ) who was now seventy five years old, ( Genesis 12:4 ) yet might still be a fair woman, having a good complexion and comely features, and having never bore children, and especially she would be reckoned so among the Egyptians, whose women were of a blackish, sallow, swarthy complexion.

---

FOOTNOTES:

F16 Travels of the Holy Patriarchs p. 56.
F17 (byrqh rvak) "quum admoveret, sub tentorium", so some in Vatablus; "familiam", Munster.

Genesis 12:11 In-Context

9 Daarna vertrok Abram, gaande en trekkende naar het zuiden.

10 En er was honger in dat land; zo toog Abram af naar Egypte, om daar als een vreemdeling te verkeren, dewijl de honger zwaar was in dat land.

11 En het geschiedde, als hij naderde, om in Egypte te komen, dat hij zeide tot Sarai, zijn huisvrouw: Zie toch, ik weet, dat gij een vrouw zijt, schoon van aangezicht.

12 En het zal geschieden, als u de Egyptenaars zullen zien, zo zullen zij zeggen: Dat is zijn huisvrouw; en zij zullen mij doden, en u in het leven behouden.

13 Zeg toch: Gij zijt mijn zuster; opdat het mij wel ga om u, en mijn ziel om uwentwil leve.