Genesis 20:6

6 En God zeide tot hem in den droom: Ik heb ook geweten, dat gij dit in oprechtheid uws harten gedaan hebt, en Ik heb u ook belet van tegen Mij te zondigen; daarom heb Ik u niet toegelaten, haar aan te roeren.

Genesis 20:6 Meaning and Commentary

Genesis 20:6

And God said unto him in a dream
The same dream continued: yea,
or "also" I know that thou didst this in the integrity of thy heart;
not only thou knowest, but I, who know all things, know and acknowledge that this was so done by thee. Abimelech's plea is admitted, and a very great testimony borne to his integrity in this matter; and throughout the whole account he appears to be a man of great honour and uprightness, especially in this affair, if not a good man: for I also withheld thee from sinning against me;
for had he committed adultery with her, it had been not only a sin against her, and against her husband, but against God being contrary to his will revealed in the minds of men by the law and light of nature, before the law of Moses was given: and indeed all sin against the neighbour is ultimately against God, see ( Psalms 51:4 ) ; and now from the commission of this sin God restrained Abimelech, either by some impulse upon his mind not to take her to be his wife as yet, or by throwing some thing or other in the way of it, in his providence, or by inflicting some disease upon him, which rendered him incapable of it, ( Genesis 20:17 ) ; therefore suffered I thee not to touch her;
that is, to have carnal knowledge of her, see ( 1 Corinthians 7:1 ) ; as there is nothing done but what is done by divine permission, so many more evils would be committed than there are, were it not that men are restrained from them by the power and providence of God, not suffering them to do them; and in particular this sin was prevented, that it might not in any respect be a doubtful point whether Isaac, whom Sarah had now conceived, was a legitimate son of Abraham; and these expressions of Abimelech not coming near her, ( Genesis 20:4 ) ; and not touching her as here, are used for that purpose.

Genesis 20:6 In-Context

4 Doch Abimelech was tot haar niet genaderd; daarom zeide hij: Heere! zult Gij dan ook een rechtvaardig volk doden?
5 Heeft hij zelf mij niet gezegd: Zij is mijn zuster? en zij, ook zij heeft gezegd: Hij is mijn broeder. In oprechtheid mijns harten en in reinheid mijner handen, heb ik dit gedaan.
6 En God zeide tot hem in den droom: Ik heb ook geweten, dat gij dit in oprechtheid uws harten gedaan hebt, en Ik heb u ook belet van tegen Mij te zondigen; daarom heb Ik u niet toegelaten, haar aan te roeren.
7 Zo geef dan nu dezes mans huisvrouw weder; want hij is een profeet, en hij zal voor u bidden, opdat gij leeft; maar zo gij haar niet wedergeeft, weet, dat gij voorzeker sterven zult, gij, en al wat uwes is!
8 Toen stond Abimelech des morgens vroeg op, en riep al zijn knechten, en sprak al deze woorden voor hun oren. En die mannen vreesden zeer.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.