Genesis 34:21

21 Deze mannen zijn vreedzaam met ons; daarom laat hen in dit land wonen, en daarin handelen, en het land (ziet het is wijd van begrip) voor hun aangezicht zijn; wij zullen ons hun dochteren tot vrouwen nemen, en wij zullen onze dochteren aan hen geven.

Genesis 34:21 Meaning and Commentary

Genesis 34:21

These men [are] peaceable with us
Meaning Jacob and his sons, pointing to their tents which were near their city; and no doubt more was said than is here expressed, and that these words were introduced with a preface, in which notice was taken of Jacob and his family, and their names mentioned, as here their character is given; that they were men of peaceable dispositions, harmless and inoffensive, as appeared they had been ever since they came into these parts; and there was a great deal of reason to believe they still would be, and which was an argument in their favour, to admit them to a residence among them: therefore let them dwell in the land, and trade therein;
give them leave to dwell where they please, and carry on what trade and traffic in the land they think fit; since they are not likely to be quarrelsome and troublesome, but will deal honestly and honourably, and pay duly for what they agree for or merchandise in: for the land, behold, [it is] large enough for them;
there is room enough for them to dwell in, and pasturage enough for their cattle, and land enough to manure and till, without in the least incommoding the inhabitants: yea, it is likely to be to their advantage, since they would pay for what they should purchase or hire, and would improve the land which lay uncultivated: let us take their daughters to us for wives, and let us give them our
daughters;
this was the thing principally aimed at; and the rest, both what goes before, and what follows after, were in order to this.

Genesis 34:21 In-Context

19 En de jongeling vertoogde niet, deze zaak te doen; want hij had lust in Jakobs dochter; en hij was geeerd boven al zijns vaders huis.

20 Zo kwam Hemor en Sichem, zijn zoon, tot hunner stadspoort; en zij spraken tot de mannen hunner stad, zeggende:

21 Deze mannen zijn vreedzaam met ons; daarom laat hen in dit land wonen, en daarin handelen, en het land (ziet het is wijd van begrip) voor hun aangezicht zijn; wij zullen ons hun dochteren tot vrouwen nemen, en wij zullen onze dochteren aan hen geven.

22 Doch hierin zullen deze mannen ons ter wille zijn, dat zij met ons wonen, om tot een volk te zijn; als al wat mannelijk is onder ons besneden wordt, gelijk als zij besneden zijn.

23 Hun vee, en hun bezitting, en al hun beesten, zullen die niet onze zijn? Alleen laat ons hun te wille zijn, en zij zullen met ons wonen.