Handelingen 21:26

26 Toen nam Paulus de mannen met zich, en den dag daaraan met hen geheiligd zijnde, ging hij in den tempel, en verkondigde, dat de dagen der heiliging vervuld waren, blijvende daar, totdat voor een iegelijk van hen de offerande opgeofferd was.

Handelingen 21:26 Meaning and Commentary

Acts 21:26

Then Paul took the men
The four men that had the vow on them; he joined himself to them, and put himself in the same condition, and under a like vow: this he did, not as what he thought himself bound to do in obedience to the law, and much less as necessary to salvation; but to satisfy weak minds, and remove their prejudices, that he might gain them, and be useful to them; and in such a case he would very easily and readily condescend; but when such like things were insisted upon as points of duty, and especially when urged as necessary to salvation, no one more stiffly opposed them:

and the next day purifying himself with them;
that is, not separating himself along with them, from what they were obliged by the vow of the Nazarite, as from drinking of wine and shaving, and from everything that was unclean by the law; for this was now done, but cleansing himself afterwards with them: he

entered into the temple, to signify the accomplishment of the days
of the purification:
the sense is, that when the days of separation were fulfilled, which the four men had vowed, as everyone might vow what time he pleased, he went to the priests in the temple, to signify it to them, that the time of their purification was expiring:

until that an offering should be offered for everyone of them;
as the law directs in ( Numbers 6:13-20 ) when he proposed to pay the charges of it, or at least part of it.

Handelingen 21:26 In-Context

24 Neem dezen tot u, en heilig u met hen, en doe de onkosten nevens hen, opdat zij het hoofd bescheren mogen; en alle mogen weten, dat er niets is aan hetgeen, waarvan zij, aangaande u, bericht zijn; maar dat gij alzo wandelt, dat gij ook zelve de wet onderhoudt.

25 Doch van de heidenen, die geloven, hebben wij geschreven en goed gevonden, dat zij niets dergelijks zouden onderhouden, dan dat zij zich wachten van hetgeen den afgoden geofferd is, en van bloed, en van het verstikte, en van hoererij.

26 Toen nam Paulus de mannen met zich, en den dag daaraan met hen geheiligd zijnde, ging hij in den tempel, en verkondigde, dat de dagen der heiliging vervuld waren, blijvende daar, totdat voor een iegelijk van hen de offerande opgeofferd was.

27 Als nu de zeven dagen zouden voleindigd worden, zagen hem de Joden van Azie in den tempel, en beroerden al het volk, en sloegen de handen aan hem,

28 Roepende: Gij Israelietische mannen, komt te hulp! Deze is de mens, die tegen het volk, en de wet, en deze plaats allen man overal leert; en bovendien heeft hij ook Grieken in den tempel gebracht, en heeft deze heilige plaats ontheiligd.