Handelingen 7:40

40 Zeggende tot Aaron: Maak ons goden, die voor ons heengaan; want wat dezen Mozes aangaat, die ons uit het land van Egypte geleid heeft, wij weten niet, wat hem geschied is.

Handelingen 7:40 Meaning and Commentary

Acts 7:40

Saying unto Aaron, make us gods to go before us
This is a proof of their disobedience to the law of Moses, and of their rejection of him, and of the inclination of their hearts to the idolatry of the Egyptians; which shows the gross stupidity, as well as ingratitude of this people, to think that gods could be made; and that those that are made could go before them, be guides unto them, and protectors of them; when they have eyes, but see not, and hands, but handle not, and feet, but walk not:

for as for this Moses;
whom they speak of with great contempt, and in a very irreverent way:

which brought us out of the land of Egypt;
which they mention not with gratitude, but as reflecting upon him for doing it:

we wot not what is become of him;
they thought he was dead, according to the Targum of Jonathan on ( Exodus 32:1 ) they concluded he was consumed with fire on the mount which flamed with fire. ^F2 The following story is told by the Jews;

``when Moses went up on high, he said to the Israelites, at the end of forty days, at the beginning of the sixth hour I will come; at the end of forty days came Satan, and disturbed the world; he said to them, where is Moses your master? they answered him, he is gone up on high: he said to them, the sixth hour is come; they took no notice of him; he is dead (says he); they had no regard to him; he showed them the likeness of his bier; then they said to Aaron, "as for this man Moses"''

---

FOOTNOTES:

F2 T. Bab. Sabbat, fol. 89. 1. Vid. Jarchi & Baal Hatturim in Exod. xxxii. 1.

Handelingen 7:40 In-Context

38 Deze is het, die in de vergadering des volks in de woestijn was met den Engel, Die tot hem sprak op den berg Sinai, en met onze vaderen; welke de levende woorden ontving, om ons die te geven.

39 Denwelken onze vaders niet wilden gehoorzaam zijn, maar verwierpen hem, en keerden met hun harten weder naar Egypte;

40 Zeggende tot Aaron: Maak ons goden, die voor ons heengaan; want wat dezen Mozes aangaat, die ons uit het land van Egypte geleid heeft, wij weten niet, wat hem geschied is.

41 En zij maakten een kalf in die dagen, en brachten offerande tot den afgod, en verheugden zich in de werken hunner handen.

42 En God keerde Zich, en gaf hen over, dat zij het heir des hemels dienden, gelijk geschreven is in het boek der profeten: Hebt gij ook slachtofferen en offeranden Mij opgeofferd, veertig jaren in de woestijn, gij huis Israels?