Jeremia 22:24

24 Zo waarachtig als Ik leef, spreekt de HEERE, ofschoon Chonia, de zoon van Jojakim, den koning van Juda, een zegelring ware aan Mijn rechterhand, zo zal Ik u toch van daar wegrukken.

Jeremia 22:24 Meaning and Commentary

Jeremiah 22:24

[As] I live, saith the Lord
The form of an oath, used to express the greater certainty of what is after delivered: swearing by his life is swearing by himself; see ( Hebrews 6:13 ) ; though Coniah the son of Jehoiakim, king of Judah;
the same with Jeconiah, so nicknamed by way of contempt; and it may be to denote the diminution of his glory and kingdom, and the shortness of his reign: were the signet upon my right hand;
ever so near to him, or ever so much valued by him, as he had been before, and so constantly cared for and regarded by him; as a ring, with anything respectable engraved on it, is constantly wore by persons, and greatly valued; especially such as had on them the image or picture of a person loved, as was usual in some countries, to which the allusion is by some thought to be: so the friends of Epicurus used to have his image engraved upon their rings, which they wore on their fingers in respect to him, and as an omen of good to themselves ^F2; see ( Song of Solomon 8:6 ) ( Isaiah 49:16 ) ( Haggai 2:23 ) ; yet would I pluck thee thence:
with great displeasure and indignation: it designs being removed from his throne and kingdom, and out of his native land, and carried into a far country, as follows.

---

FOOTNOTES:

F2 Vid. Alexand. ab Alex. Genial. Dier. l. 2. c. 19.

Jeremia 22:24 In-Context

22 De wind zal al uw herders weiden, en uw liefhebbers zullen in de gevangenis gaan; dan zult gij zekerlijk beschaamd en te schande worden, vanwege al uw boosheid.

23 O gij, die nu op den Libanon woont, en in de cederen nestelt! hoe begenadigd zult gij zijn, als u de smarten zullen aankomen, het wee als ener barende vrouw!

24 Zo waarachtig als Ik leef, spreekt de HEERE, ofschoon Chonia, de zoon van Jojakim, den koning van Juda, een zegelring ware aan Mijn rechterhand, zo zal Ik u toch van daar wegrukken.

25 En Ik zal u geven in de hand dergenen, die uw ziel zoeken, en in de hand dergenen, voor welker aangezicht gij schrikt, namelijk in de hand van Nebukadrezar, den koning van Babel, en in de hand der Chaldeen.

26 En Ik zal u, en uw moeder, die u gebaard heeft, uitwerpen in een ander land, waarin gijlieden niet geboren zijt, en daar zult gij sterven.