Jeremia 23:32

32 Ziet, Ik wil aan degenen, die valse dromen profeteren, spreekt de HEERE, en vertellen die, en verleiden Mijn volk met hun leugenen en met hun lichtvaardigheid; daar Ik hen niet gezonden, en hun niets bevolen heb, en zij dit volk gans geen nut doen, spreekt de HEERE.

Jeremia 23:32 Meaning and Commentary

Jeremiah 23:32

Behold, I [am] against them that prophesy false dreams, saith
the Lord
And not true ones, such as the Lord spoke in to his prophets, and which they communicated from him to his people; see ( Numbers 12:6 ) ; and do tell them, and cause my people to err by their lies, and by
their lightness;
by the false doctrines and prophecies which they delivered, and by their loose and disorderly lives which they led; so that they debauched the principles of the people by the former, and their practices by the latter. Kimchi interprets the word translated "lightness" of lightness of their knowledge; as if it was through the shallowness of their judgments, and want of capacity in teaching, that the people were made to err by their false doctrines. The Targum interprets it of their temerity or rashness; and Schultens ^F19, from the use of the word in the Arabic language, explains it of their pride and false glorying; yet I sent them not, nor commanded them;
wherefore they lied, and acted a vainglorious part, when they pretended they were sent by him, and had their orders from him what they should say; see ( Jeremiah 23:21 ) ; therefore they shall not profit this people at all, saith the Lord;
so far from it, that they did them a great deal of hurt by their lies and flatteries; seducing them from the ways and worship of God, and leading them on in such as would issue in their destruction, and did.

---

FOOTNOTES:

F19 Animadv. in Job. p. 144.

Jeremia 23:32 In-Context

30 Daarom, ziet, Ik wil aan de profeten, spreekt de HEERE, die Mijn woorden stelen, een ieder van zijn naaste;

31 Ziet, Ik wil aan de profeten, spreekt de HEERE, die hun tong nemen, en spreken: Hij heeft het gesproken;

32 Ziet, Ik wil aan degenen, die valse dromen profeteren, spreekt de HEERE, en vertellen die, en verleiden Mijn volk met hun leugenen en met hun lichtvaardigheid; daar Ik hen niet gezonden, en hun niets bevolen heb, en zij dit volk gans geen nut doen, spreekt de HEERE.

33 Wanneer dan dit volk, of een profeet, of priester u vragen zal, zeggende: Wat is des HEEREN last? Zo zult gij tot hen zeggen: Wat last? Dat Ik ulieden verlaten zal, spreekt de HEERE.

34 En aangaande den profeet, of den priester, of het volk, dat zeggen zal: Des HEEREN last; dat Ik bezoeking zal doen over dien man en over zijn huis.