Jeremia 27:16

16 Ook sprak ik tot de priesteren, en tot dit ganse volk, zeggende: Zo zegt de HEERE: Hoort niet naar de woorden uwer profeten, die u profeteren, zeggende: Ziet, de vaten van des HEEREN huis zullen nu haast uit Babel wedergebracht worden; want zij profeteren u valsheid.

Jeremia 27:16 Meaning and Commentary

Jeremiah 27:16

Also I spake to the priests, and to all this people, saying,
&c.] From the court he went to the temple, and spoke to the priests that were ministering there, and to all the people that were assembled for divine worship; either at the ordinary time of it, or at some one of the solemn feasts: this was a proper time and place to meet with the people and the priests; which latter especially had a concern in what he had to say concerning the vessels of the temple: thus saith the Lord, hearken not to the words of your prophets that
prophesy unto you:
your false prophets, as the Targum: saying;
as follows: behold, the vessels of the Lord's house shall now shortly be brought
again from Babylon;
which were carried thither, both in the times of Jehoiakim, and of Jeconiah, ( 2 Chronicles 36:7 2 Chronicles 36:10 ) ; these the false prophets gave out would in a short time be returned; that the king of Babylon, either willingly and of his own accord, or being pressed or forced to it, would send them back; so little reason had they to fear an invasion from him, or captivity by him: for they prophesy a lie unto you;
that which is false, and will never be accomplished, at least in any short time.

Jeremia 27:16 In-Context

14 Hoort dan niet naar de woorden der profeten, die tot u spreken, zeggende: Gij zult den koning van Babel niet dienen; want zij profeteren u valsheid.

15 Want Ik heb ze niet gezonden, spreekt de HEERE, en zij profeteren valselijk in Mijn Naam; opdat Ik u uitstote, en gij omkomt, gij en de profeten, die u profeteren.

16 Ook sprak ik tot de priesteren, en tot dit ganse volk, zeggende: Zo zegt de HEERE: Hoort niet naar de woorden uwer profeten, die u profeteren, zeggende: Ziet, de vaten van des HEEREN huis zullen nu haast uit Babel wedergebracht worden; want zij profeteren u valsheid.

17 Hoort niet naar hen, maar dient den koning van Babel, zo zult gijlieden leven; waarom zou deze stad tot een woestheid worden?

18 Maar zo zij profeten zijn, en zo des HEEREN woord bij hen is, laat hen nu bij den HEERE der heirscharen voorbidden, opdat de vaten, die in het huis des HEEREN, en in het huis des konings van Juda, en te Jeruzalem zijn overgebleven, niet naar Babel komen.