Jeremia 27:3

3 En zend ze tot den koning van Edom, en tot den koning van Moab, en tot den koning der kinderen Ammons, en tot den koning van Tyrus, en tot den koning van Sidon; door de hand der boden, die te Jeruzalem tot Zedekia, den koning van Juda, komen.

Jeremia 27:3 Meaning and Commentary

Jeremiah 27:3

And send them to the king of Edom, and to the king of Moab,
and to the king of the Ammonites, and to the king of Tyrus, and to the
king of Zidon
All neighbouring kings and states, to whom the wine cup of God's wrath was to be sent, and they made to drink of it, ( Jeremiah 25:21 Jeremiah 25:22 ) ; and against whom Jeremiah afterwards prophesies: by the hand of the messengers which come to Jerusalem unto Zedekiah
king of Judah;
who were sent by their masters, either to congratulate Zedekiah upon his accession to the throne; or to enter into a league with him against the king of Babylon, and shake off his yoke; or to reside at his court, as ambassadors of nations at peace and in alliance usually do; and it may be for all those purposes. The yokes therefore are ordered to be sent to them, as being the most proper and easy way and method of conveying them, with the meaning of them, to their respective masters.

Jeremia 27:3 In-Context

1 In het begin des koninkrijks van Jojakim, zoon van Josia, koning van Juda, geschiedde dit woord tot Jeremia, van den HEERE, zeggende:

2 Alzo zeide de HEERE tot mij: Maak u banden en jukken, en doe die aan uw hals;

3 En zend ze tot den koning van Edom, en tot den koning van Moab, en tot den koning der kinderen Ammons, en tot den koning van Tyrus, en tot den koning van Sidon; door de hand der boden, die te Jeruzalem tot Zedekia, den koning van Juda, komen.

4 En beveel hun aan hun heren te zeggen: Zo zegt de HEERE der heirscharen, de God Israels: Zo zult gij tot uw heren zeggen:

5 Ik heb gemaakt de aarde, den mens en het vee, die op den aardbodem zijn, door Mijn grote kracht, en door Mijn uitgestrekten arm, en Ik geef ze aan welken het recht is in Mijn ogen.