Jeremia 28:3

3 In nog twee volle jaren zal Ik tot deze plaats wederbrengen al de vaten van het huis des HEEREN, die Nebukadnezar, de koning van Babel, uit deze plaats heeft weggenomen, en dezelve naar Babel gebracht.

Jeremia 28:3 Meaning and Commentary

Jeremiah 28:3

Within two full years
Or, "within two years of days" ^F15; when they are up to a day. The Targum is,

``at the end of two years;''

what the false prophets before had said would be done in a very little time; this fixes the precise time of doing it; a very short time, in comparison of the seventy years that Jeremiah had spoken of, ( Jeremiah 25:11 Jeremiah 25:12 ) ; will I bring again into this place all the vessels of the Lord's
house, that Nebuchadnezzar king of Babylon took away from this place;
the temple, where he now was; namely, all such vessels as before this time had been taken by him, both in Jehoiakim's reign, and at the captivity of Jeconiah: and carried them to Babylon;
where they still remained, and according to Jeremiah still would; and were so far from being brought back in a short time, that what were left would be carried thither also, ( Jeremiah 27:19-21 ) .

---

FOOTNOTES:

F15 (Mymy Mytnv dweb) "in adhuc duobis anois dierum", Montanus; "intra adhuc biennium dierum", Schmidt; "intra biennum dierum", Cocceius.

Jeremia 28:3 In-Context

1 Voorts geschiedde het in hetzelfde jaar, in het begin des koninkrijks van Zedekia, koning van Juda, in het vierde jaar, in de vijfde maand, dat Hananja, zoon van Azur, de profeet, die van Gibeon was, tot mij sprak, in het huis des HEEREN, voor de ogen der priesteren en des gansen volks, zeggende:

2 Zo spreekt de HEERE der heirscharen, de God Israels, zeggende: Ik heb het juk des konings van Babel verbroken.

3 In nog twee volle jaren zal Ik tot deze plaats wederbrengen al de vaten van het huis des HEEREN, die Nebukadnezar, de koning van Babel, uit deze plaats heeft weggenomen, en dezelve naar Babel gebracht.

4 Ook zal Ik Jechonia, den zoon van Jojakim, koning van Juda, en allen, die gevankelijk weggevoerd zijn van Juda, die te Babel gekomen zijn, tot deze plaats wederbrengen, spreekt de HEERE; want Ik zal het juk des konings van Babel verbreken.

5 Toen sprak de profeet Jeremia tot den profeet Hananja, voor de ogen der priesteren, en voor de ogen des gansen volks, die in het huis des HEEREN stonden;