Jeremia 39:16

16 Ge henen, en spreek tot Ebed-melech, den Moorman, zeggende: Zo zegt de HEERE der heirscharen, de God Israels: Zie, Ik zal Mijn woorden brengen over deze stad, ten kwade en niet ten goede; en zij zullen te dien dage voor uw aangezicht zijn.

Jeremia 39:16 Meaning and Commentary

Jeremiah 39:16

Go and speak to Ebedmelech the Ethiopians
Not that the prophet was to go, or could go, out of prison, to deliver this message to Ebedmelech; but that he should, as he had opportunity, acquaint him with it; either by writing to him, or by word of mouth, when he should visit him; for no doubt he sometimes did, having so great a respect for the prophet: saying, thus saith the Lord of hosts, the God of Israel;
whom Ebedmelech, though an Ethiopian, served; being a proselyte, and a good man; and therefore would listen unto and believe what came from him: behold, I will bring my words upon this city for evil, and not for
good;
meaning the prophecies delivered out by Jeremiah, which Ebedmelech was no stranger to, these should be accomplished; not what promised good, on condition of repentance and amendment; but what threatened evil to the city, and the inhabitants of it, even the destruction of them: and they shall be [accomplished] in that day before thee;
signifying that he should live till then, and his enemies would not be able to take away his life; and that he should see with his eyes all that was predicted accomplished, and he himself safe amidst all this.

Jeremia 39:16 In-Context

14 Zij zonden dan henen en namen Jeremia uit het voorhof der bewaring, en gaven hem over aan Gedalia, den zoon van Ahikam, den zoon van Safan, dat hij hem henen uitbracht naar huis; alzo bleef hij in het midden des volks.

15 Het woord des HEEREN was ook tot Jeremia geschied, als hij in het voorhof der bewaring besloten was, zeggende:

16 Ge henen, en spreek tot Ebed-melech, den Moorman, zeggende: Zo zegt de HEERE der heirscharen, de God Israels: Zie, Ik zal Mijn woorden brengen over deze stad, ten kwade en niet ten goede; en zij zullen te dien dage voor uw aangezicht zijn.

17 Maar Ik zal u te dien dage redden, spreekt de HEERE; en gij zult niet overgegeven worden in de hand der mannen, voor welker aangezicht gij vreest.

18 Want Ik zal u zekerlijk bevrijden, en gij zult door het zwaard niet vallen; maar gij zult uw ziel tot een buit hebben, omdat gij op Mij vertrouwd hebt, spreekt de HEERE.