Jesaja 36:4

4 En Rabsake zeide tot hen: Zegt nu tot Hizkia: Zo zegt de grote koning, de koning van Assyrie: Wat vertrouwen is dit, waarmede gij vertrouwt;

Jesaja 36:4 Meaning and Commentary

Isaiah 36:4

And Rabshakeh said unto them
The three ministers above mentioned: say ye now to Hezekiah;
tell him what follows; he does not call him king, as he does his own master: thus saith the great king, the king of Assyria;
this he said boastingly of his master, and in order to terrify Hezekiah and his subjects; whom he would represent as little in comparison of him, who had subdued many kingdoms, and aimed at universal monarchy; so the eastern kings used to be called, as now the Grand Signior with the Turks, and the French call their king the great monarch; but the title of a great king suits best with God himself, ( Psalms 95:3 ) : what confidence is this wherein thou trustest?
meaning, what was the ground and foundation of his confidence? what was it that kept him in high spirits, that he did not at once submit to the king of Assyria, and surrender the city of Jerusalem to him?

Jesaja 36:4 In-Context

2 En de koning van Assyrie zond Rabsake van Lachis naar Jeruzalem tot den koning Hizkia, met een zwaar heir; en hij stond aan den watergang des oppersten vijvers, aan den hogen weg van het veld des vollers.

3 Toen ging tot hem uit Eljakim, de zoon van Hilkia, de hofmeester, en Sebna, de schrijver, en Joah, de zoon van Asaf, de kanselier.

4 En Rabsake zeide tot hen: Zegt nu tot Hizkia: Zo zegt de grote koning, de koning van Assyrie: Wat vertrouwen is dit, waarmede gij vertrouwt;

5 Ik mocht zeggen (doch het is een woord der lippen): Er is raad en macht tot den oorlog; op wien vertrouwt gij nu, dat gij tegen mij rebelleert?

6 Zie, gij vertrouwt op dien gebrokenen rietstaf, op Egypte; op denwelken zo iemand leunt, zo zal hij in zijn hand gaan en die doorboren; alzo is Farao, de koning van Egypte, al dengenen, die op hem vertrouwen.