Jesaja 43:3

3 Want Ik ben de HEERE, uw God, de Heilige Israels, uw Heiland; Ik heb Egypte, Morenland en Seba gegeven tot uw losgeld in uw plaats.

Jesaja 43:3 Meaning and Commentary

Isaiah 43:3

For I am the Lord thy God, the Holy One of Israel, thy Saviour,
&c.] The Lord is the covenant God of his people, holy in himself, and the sanctifier of them, and their Saviour in time of trouble; and therefore need no doubt of his presence and support amidst all their afflictions; and besides they should call to mind past experiences of his goodness, to encourage their faith in him, as to present help and assistance: I gave Egypt for thy ransom;
he sacrificed the Egyptians instead of the Israelites; he destroyed the firstborn of Egypt, and saved Israel his firstborn; he drowned the Egyptians in the Red sea, when the Israelites passed safely through it; and the destruction of the former was to make way for the salvation of the latter, and so said to be a ransom for them; see ( Proverbs 11:8 ) ( 21:18 ) : Ethiopia and Seba for thee;
this refers either to the rumour brought to Sennacherib of Tirhakah king of Ethiopia coming against him to war, which diverted him from the siege of Jerusalem for a time, and caused him to turn his forces upon the Ethiopians and Sabeans, whereby the Jews had a respite, ( 2 Kings 19:9 ) or rather to the overthrow of the Ethiopians in the time of Asa, ( 2 Chronicles 14:9-13 ) or to the king of Assyria, perhaps Shalmaneser's being diverted from Palestine and Judea, and turning his forces upon Egypt and Ethiopia, as in ( Isaiah 20:1 ) and the Lord, by putting his people in mind of these instances, suggests hereby that he will sacrifice all their enemies, rather than they shall be destroyed, and therefore they need not fear.

Jesaja 43:3 In-Context

1 Maar nu, alzo zegt de HEERE, uw Schepper, o Jakob! en uw Formeerder, o Israel! vrees niet, want Ik heb u verlost; Ik heb u bij uw naam geroepen, gij zijt Mijn.

2 Wanneer gij zult gaan door het water, Ik zal bij u zijn, en door de rivieren, zij zullen u niet overstromen; wanneer gij door het vuur zult gaan, zult gij niet verbranden, en de vlam zal u niet aansteken.

3 Want Ik ben de HEERE, uw God, de Heilige Israels, uw Heiland; Ik heb Egypte, Morenland en Seba gegeven tot uw losgeld in uw plaats.

4 Van toen af, dat gij kostelijk zijt geweest in Mijn ogen, zijt gij verheerlijkt geweest, en Ik heb u liefgehad; daarom heb Ik mensen in uw plaats gegeven, en volken in plaats van uw ziel.

5 Vrees niet, want Ik ben met u; Ik zal uw zaad van den opgang brengen, en Ik zal u verzamelen van den ondergang.