Jesaja 44:21

21 Gedenk aan deze dingen, o Jakob, en Israel! Want gij zijt Mijn knecht, Ik heb u geformeerd; gij zijt Mijn knecht, Israel, gij zult van Mij niet vergeten worden.

Jesaja 44:21 Meaning and Commentary

Isaiah 44:21

Remember these, O Jacob, O Israel
Remember these persons, these idolaters before spoken of; or these things, the gross idolatries they were guilty of, and loath and abhor them, shun and avoid them, and not imitate them, and do the same things: or remember that this was formerly your case, and admire the distinguishing grace of God, in turning you from idols to serve him: for by Jacob and Israel may be meant the spiritual Israel of God, or those from among the Gentiles called by the grace of God, and incorporated into Christian churches; see ( Isaiah 44:5 ) : for thou art my servant:
I have formed thee; thou art my servant: and therefore should serve the Lord, and him only, and not idols, for no man can serve two masters; moreover, these were formed by the Spirit and grace of God in regeneration for his service, and therefore ought cheerfully to engage therein, and abide in it, and never serve any other: O Israel, thou shalt not be forgotten of me;
such as remember the Lord, and remember to serve him, he will remember, and not forget them, his love to them, his covenant with them, and the promises he has made them; he will not forget their persons, nor their service, their work and labour of love, which they have showed to his name. The Septuagint, Vulgate Latin, Syriac, and Arabic versions, render it, "do not forget me"; and so the Targum paraphrases it,

``do not forget my fears;''

to fear, serve, and worship the Lord, and him only; but Aben Ezra and Kimchi observe, it should be rendered as it is by our translators.

Jesaja 44:21 In-Context

19 En niemand van hen brengt het in zijn hart, en er is noch kennis noch verstand, dat hij zeggen zou: De helft daarvan heb ik verbrand in het vuur, ja, ook op de kolen daarvan heb ik brood gebakken, ik heb vlees daarbij gebraden, en heb het gegeten; en zou ik het overblijfsel daarvan tot een gruwel maken, zou ik nederknielen voor hetgeen van een boom gekomen is?

20 Hij voedt zich met as, het bedrogen hart heeft hem ter zijde afgeleid; zodat hij zijn ziel niet redden kan, noch zeggen: Is er niet een leugen in mijn rechterhand?

21 Gedenk aan deze dingen, o Jakob, en Israel! Want gij zijt Mijn knecht, Ik heb u geformeerd; gij zijt Mijn knecht, Israel, gij zult van Mij niet vergeten worden.

22 Ik delg uw overtredingen uit als een nevel, en uw zonden als een wolk; keer weder tot Mij, want Ik heb u verlost.

23 Zingt met vreugde, gij hemelen! want de HEERE heeft het gedaan; juicht, gij benedenste delen der aarde! gij bergen! maakt een groot gedreun met vreugdegezang, gij bossen, en alle geboomte daarin! Want de HEERE heeft Jakob verlost, en Zich heerlijk gemaakt in Israel.