Jesaja 45:20

20 Verzamelt u, en komt, treedt hier toe samen, gijlieden, die van de heidenen ontkomen zijt! Zij weten niets, die hun houten gesneden beelden dragen, en een god aanbidden, die niet verlossen kan.

Jesaja 45:20 Meaning and Commentary

Isaiah 45:20

Assemble yourselves, and come; draw near together, ye that are
escaped of the nations
Not that escaped the sword of Cyrus's army, the Chaldeans; nor the Jews that escaped out of Babylon and other countries, by his means; but the remnant, according to the election of grace among the Gentiles; such who were called out of Heathenish darkness into the marvellous light of the Gospel, and escaped the idolatries that others continued in; these are called and summoned together, as to observe the grace of God to themselves, so to labour to convince others of their gross ignorance and stupidity in worshipping idols, and to judge and pass sentence on the obstinate among them: they have no knowledge that set up the wood of their graven image;
or that "lift up" or "carry the wood of their graven image" ^F4; the inside of whose graven image is wood, though covered with some metal which is graved; and for a man to carry such an image on his shoulders, either in procession or in order to fix it in some proper place for adoration, argues great ignorance and stupidity; such persons can have no knowledge of deity, that can believe that a log of wood, covered with gold or silver, graved by art and man's device, and which they are obliged to carry upon their shoulders, can be a god, or a fit object of worship: and pray to a god that cannot save;
itself, nor them; cannot hear their prayers, nor return an answer to them; cannot help and assist them in distress, nor deliver them out of their troubles; and therefore it must be the height of madness and folly to pray unto it.

---

FOOTNOTES:

F4 (Mlop Ue ta Myavwnh) (oi airontev to xulon glumma autwn) , Sept. "qui efferunt", Pagninus; "extollentes", Montanus; "qui gestant", Piscator; "gestantes lignum sculptilis sui", Junius & Tremellius; "qui portant", Cocceius, Vitringa.

Jesaja 45:20 In-Context

18 Want alzo zegt de HEERE, Die de hemelen geschapen heeft, Die God, Die de aarde geformeerd, en Die ze gemaakt heeft; Hij heeft ze bevestigd, Hij heeft ze niet geschapen, dat zij ledig zijn zou, maar heeft ze geformeerd, opdat men daarin wonen zou: Ik ben de HEERE, en niemand meer.

19 Ik heb niet in het verborgene gesproken, in een donkere plaats der aarde; Ik heb tot het zaad van Jakob niet gezegd: Zoekt Mij te vergeefs; Ik ben de HEERE, Die gerechtigheid spreekt, Die rechtmatige dingen verkondigt.

20 Verzamelt u, en komt, treedt hier toe samen, gijlieden, die van de heidenen ontkomen zijt! Zij weten niets, die hun houten gesneden beelden dragen, en een god aanbidden, die niet verlossen kan.

21 Verkondigt en treedt hier toe, ja, beraadslaagt samen: wie heeft dat laten horen van ouds her? Wie heeft dat van toen af verkondigd? Ben Ik het niet, de HEERE? en er is geen God meer behalve Mij, een rechtvaardig God, en een Heiland, niemand is er dan Ik.

22 Wendt U naar Mij toe, wordt behouden, alle gij einden der aarde! want Ik ben God, en niemand meer.