Johannes 20:27

27 Daarna zeide Hij tot Thomas: Breng uw vinger hier, en zie Mijn handen, en breng uw hand, en steek ze in Mijn zijde; en zijt niet ongelovig, maar gelovig.

Johannes 20:27 Meaning and Commentary

John 20:27

Then saith he to Thomas
For whose sake he chiefly came, and whom he at once singled out from the rest, and called by name in the most friendly manner, without upbraiding or reproaching him for not believing the testimony that had been given him:

reach hither thy finger, and behold my hands, and reach hither thine
hand and thrust it into my side;
that is, make use of every way by seeing, feeling, and examining the scars in my hands, and the hole in my side, and satisfy thyself in the manner thou hast desired; which shows the omniscience of Christ, who knew what had passed between him and the other disciples, and the very words Thomas had expressed himself in; also his great humility and condescension in submitting himself to be examined in the very manner he had fixed; and likewise the reality of his resurrection:

and be not faithless, but believing;
in which words Christ dissuades him from unbelief, which is very evil in its own nature, and in its effects; it is the root of all evil; it unfits for duty, and renders the word unprofitable, and leads men off from Christ; and is the more aggravated in the people of God, by the instances, declarations, and promises of grace, and discoveries of love made unto them: and he also encourages him to believe. The exercise of the grace of faith is well pleasing to Christ; it gives glory to him, and makes for the soul's comfort; and a word from Christ, his power going along with it, will enable men to believe, as it did Thomas; which appears by what follows.

Johannes 20:27 In-Context

25 De andere discipelen dan zeiden tot hem: Wij hebben den Heere gezien. Doch hij zeide tot hen: Indien ik in Zijn handen niet zie het teken der nagelen, en mijn vinger steke in het teken der nagelen, en steke mijn hand in Zijn zijde, ik zal geenszins geloven.

26 En na acht dagen waren Zijn discipelen wederom binnen, en Thomas met hen; en Jezus kwam, als de deuren gesloten waren, en stond in het midden, en zeide: Vrede zij ulieden!

27 Daarna zeide Hij tot Thomas: Breng uw vinger hier, en zie Mijn handen, en breng uw hand, en steek ze in Mijn zijde; en zijt niet ongelovig, maar gelovig.

28 En Thomas antwoordde en zeide tot Hem: Mijn Heere en mijn God!

29 Jezus zeide tot hem: Omdat gij Mij gezien hebt, Thomas, zo hebt gij geloofd; zalig zijn zij, die niet zullen gezien hebben, en nochtans zullen geloofd hebben.