Johannes 5:37

37 En de Vader, Die Mij gezonden heeft, Die heeft Zelf van Mij getuigd. Gij hebt noch Zijn stem ooit gehoord, noch Zijn gedaante gezien.

Johannes 5:37 Meaning and Commentary

John 5:37

And the Father himself, which hath sent me
Not only the works he gave him to do, and which he did, but he himself in person:

hath borne witness of me;
not only in the writings of Moses, and the prophecies of the Old Testament, but by an audible articulate voice from heaven, at the time of Christ's baptism, ( Matthew 3:17 ) ; which was a full testimony of the sonship of Christ, and of the Father's well pleasure in him; and which was repeated at his transfiguration on the mount, ( Matthew 17:5 ) ; and the sonship of Christ is the grand thing which the three that bear record in heaven, the Father, the Word, and the Holy Ghost, testify of, ( 1 John 5:7 ) ;

ye have neither heard his voice at any time, nor seen his shape;
for the voices that were heard, and the forms that were seen under the Old Testament dispensation, from the first of this kind in Eden's garden, to the incarnation of Christ, which are ascribed to God, or to a divine person, were either by the ministry of angels, or they were voices uttered by the Son of God, or forms assumed by him, who often appeared in an human form, as a prelude of his incarnation; so that it was unusual, and wonderful, and remarkable, that the Father should bear a testimony to the sonship of Christ by a voice from heaven; and which therefore ought to be attended to, and received as a sufficient and valid testimony.

Johannes 5:37 In-Context

35 Hij was een brandende en lichtende kaars; en gij hebt ulieden voor een korten tijd in zijn licht willen verheugen.

36 Maar Ik heb een getuigenis meerder, dan die van Johannes; want de werken, die Mij de Vader gegeven heeft, om die te volbrengen, dezelve werken, die Ik doe, getuigen van Mij, dat Mij de Vader gezonden heeft.

37 En de Vader, Die Mij gezonden heeft, Die heeft Zelf van Mij getuigd. Gij hebt noch Zijn stem ooit gehoord, noch Zijn gedaante gezien.

38 En Zijn woord hebt gij niet in u blijvende; want gij gelooft Dien niet, Dien Hij gezonden heeft.

39 Onderzoekt de Schriften; want gij meent in dezelve het eeuwige leven te hebben; en die zijn het, die van Mij getuigen.