Jozua 8:1

1 Toen zeide de HEERE tot Jozua: Vrees niet, en ontzet u niet; neem met u al het krijgsvolk, en maak u op, trek op naar Ai; zie, Ik heb den koning van Ai, en zijn volk, en zijn stad, en zijn land in uw hand gegeven.

Jozua 8:1 Meaning and Commentary

Joshua 8:1

And the Lord said unto Joshua
Immediately after the execution of Achan, the fierceness of his anger being turned away:

fear not, neither be thou dismayed;
on account of the defeat of his troops he had sent to take Ai:

take all the people of war with thee;
all above twenty years of age, which, with the forty thousand of the tribes on the other side Jordan he brought over with him, must make an arm, five hundred thousand men; these Joshua was to take with so much to animate and encourage him, or to terrify the enemy, nor because such a number was necessary for the reduction of Ai, which was but a small city; but that all might have a part in the spoil and plunder of it, which they were denied at Jericho, and chiefly to draw all the men out of the city, seeing such a numerous host approaching:

and arise, go up to Ai;
which lay high, and Joshua being now in the plains of Jericho, (See Gill on Joshua 7:2);

see, I have given into thy hand the king of Ai, and his people, and
his city, and his land;
this city, though a small one, had a king over it, as most cities in the land of Canaan had; the number of his people in it were twelve thousand, and his land were the fields about it; all which were given to Joshua by the Lord, and were as sure as if he had them already in his hand.

Jozua 8:1 In-Context

1 Toen zeide de HEERE tot Jozua: Vrees niet, en ontzet u niet; neem met u al het krijgsvolk, en maak u op, trek op naar Ai; zie, Ik heb den koning van Ai, en zijn volk, en zijn stad, en zijn land in uw hand gegeven.

2 Gij nu zult aan Ai en haar koning doen, gelijk als gij aan Jericho en haar koning gedaan hebt; behalve dat gij haar roof en haar vee voor ulieden roven zult; stel u een achterlage tegen de stad, van achter dezelve.

3 Toen maakte zich Jozua op, en al het krijgsvolk, om op te trekken naar Ai. En Jozua verkoos dertig duizend mannen, strijdbare helden, en hij zond hen bij nacht uit,

4 En gebood hun, zeggende: Ziet toe, gijlieden zult der stad lagen leggen van achter de stad; houdt u niet zeer verre van de stad, en weest gij allen bereid.

5 Ik nu, en al het volk, dat bij mij is, zullen tot de stad naderen; en het zal geschieden, wanneer zij ons tegemoet zullen uitgaan, gelijk als in het eerst, zo zullen wij voor hun aangezicht vlieden.