Leviticus 13:39

39 En de priester zal gemerkt hebben, dat, ziet, ingetrokken witte blaren in het vel van hun vlees zijn; het is een witte puist in het vel uitgebot, hij is rein.

Leviticus 13:39 Meaning and Commentary

Leviticus 13:39

Then the priest shall look
Upon the man or woman that has these spots, and upon the spots themselves, and examine them of what kind they are: and, behold, [if] the bright spots in the skin of their flesh [be]
darkish white;
their whiteness is not strong, as Jarchi observes; but dusky and obscure, or "contracted" ^F23; small white spots, not large and spreading: it [is] a freckled spot [that] grows in the skin;
a kind of morphew, which the above writer describes as a sort of whiteness which appears in the flesh of a ruddy man: he [is] clean;
from leprosy; this is observed, lest a person that is freckled and has a morphew should be mistaken for a leprous person; as every man that has some spots, failings, and infirmities, is not to be reckoned a wicked man.

---

FOOTNOTES:

F23 (twhk) "costractae", Junius & Tremellius, Piscator.

Leviticus 13:39 In-Context

37 Maar indien die schurftheid, naar dat hij zien kan, is staande gebleven, en zwart haar daarop gewassen is, die schurftheid is genezen, hij is rein; daarom zal de priester hem rein verklaren.

38 Verder als een man, of vrouw, aan het vel van hun vlees blaren zullen hebben, witte blaren;

39 En de priester zal gemerkt hebben, dat, ziet, ingetrokken witte blaren in het vel van hun vlees zijn; het is een witte puist in het vel uitgebot, hij is rein.

40 En als een man zijn hoofdhaar zal uitgevallen zijn, hij is kaal, hij is rein.

41 En zo van de zijde zijns aangezichts het haar van zijn hoofd zal uitgevallen zijn, hij is bles, hij is rein.