Leviticus 19:29

29 Gij zult uw dochter niet ontheiligen, haar ter hoererij houdende; opdat het land niet hoerere, en het land met schandelijke daden vervuld worde.

Leviticus 19:29 Meaning and Commentary

Leviticus 19:29

Do not prostitute thy daughter, to cause her to be a whore,
&c.] Not by delaying to marry her, which is the sense the Jews give {l}, but it refers to a wicked practice among the Phoenicians or Canaanites, Athanasius F13 speaks of, whose women used to prostitute themselves in the temples of their idols; and to such filthy services, in a religious way, the Israelites, in imitation of them, are forbid to expose their daughters: such filthy practices, under a notion of religion, were committed at Babylon, Corinth, and other places; (See Gill on Micah 1:7); lest the land fall to whoredom, and the land become full of wickedness:
of the wickedness of whoredom, both corporeal and spiritual, fornication and idolatry; both of which would be promoted by such abominable practices, and in process of time the land be filled with them.


FOOTNOTES:

F12 Targ. Jon. in loc. T. Bab. Sanhedrin, fol. 76. 1.
F13 Contra Gentes, p. 21.

Leviticus 19:29 In-Context

27 Gij zult de hoeken uws hoofds niet rond afscheren; ook zult gij de hoeken uws baards niet verderven.
28 Gij zult om een dood lichaam geen snijding in uw vlees maken, noch schrift van een ingedrukt teken in u maken; Ik ben de HEERE!
29 Gij zult uw dochter niet ontheiligen, haar ter hoererij houdende; opdat het land niet hoerere, en het land met schandelijke daden vervuld worde.
30 Gij zult Mijn sabbatten houden, en Mijn heiligdom zult gij vrezen; Ik ben de HEERE!
31 Gij zult u niet keren tot de waarzeggers, en tot de duivelskunstenaars; zoekt hen niet, u met hen verontreinigende; Ik ben de HEERE, uw God!
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.