Leviticus 22:4

4 Niemand van het zaad van Aaron, die melaats is, of een vloed heeft, zal van die heilige dingen eten, totdat hij rein is; mitsgaders die iets aanroert, dat onrein is van een dood lichaam, of iemand, wien het zaad der bijligging ontgaat.

Leviticus 22:4 Meaning and Commentary

Leviticus 22:4

What man soever of the seed of Aaron [is] a leper
A young, or an old man, as the Targum of Jonathan, and indeed man or woman; for the wives and daughters of the priests, if in this, and other circumstances following, might not eat of the holy things until cleansed, who otherwise might, see ( Leviticus 13:2 ) ( Numbers 18:13 ) ; or hath a running issue;
a gonorrhoea, whether man or woman, ( Leviticus 15:2 Leviticus 15:25 ) ; he shall not eat of the holy things until he be clean;
he might eat of the tithes, but not of the wave breast, or heave shoulder: and whoso toucheth any [that is] unclean [by] the dead;
not only that touched the dead, which made unclean, but that touched any person or thing that was made unclean by it: or a man whose seed goeth from him;
involuntarily when asleep, in a dream, and through a lustful imagination; see ( Leviticus 15:16 ) .

Leviticus 22:4 In-Context

2 Spreek tot Aaron en tot zijn zonen, dat zij zich van de heilige dingen der kinderen Israels, die zij Mij heiligen, afzonderen, opdat zij de Naam Mijner heiligheid niet ontheiligen: Ik ben de HEERE!

3 Zeg tot hen: Alle man onder uw geslachten, die uit uw ganse zaad tot de heilige dingen, die de kinderen Israels den HEERE heiligen, naderen zal, als zijn onreinigheid op hem is; diezelve mens zal van voor Mijn aangezicht uitgeroeid worden; Ik ben de HEERE!

4 Niemand van het zaad van Aaron, die melaats is, of een vloed heeft, zal van die heilige dingen eten, totdat hij rein is; mitsgaders die iets aanroert, dat onrein is van een dood lichaam, of iemand, wien het zaad der bijligging ontgaat.

5 Of zo wie aangeroerd zal hebben enig kruipend gedierte, waarvan hij onrein is, of een mens, waarvan hij onrein is, naar al zijn onreinigheid;

6 De mens, die dat aangeroerd zal hebben, zal onrein zijn tot aan den avond, en hij zal van die heilige dingen niet eten, maar zal zijn vlees met water baden.