Leviticus 23:22

22 Als gij nu den oogst uws lands zult inoogsten, gij zult, in uw inoogsten, den hoek des velds niet ganselijk afmaaien, en de opzameling van uw oogst niet opzamelen; voor den arme en voor den vreemdeling zult gij ze laten; Ik ben de HEERE, uw God!

Leviticus 23:22 Meaning and Commentary

Leviticus 23:22

And when ye reap the harvest of your land
This law is repeated from ( Leviticus 19:9 Leviticus 19:10 ) ; and as Aben Ezra observes, the feast of weeks being the feast of the firstfruits of the wheat harvest, it is repeated, that they might not forget what God had commanded them to do at that time, namely, to leave somewhat for the poor; and the Jewish writers ^F1 observe, that this law, being put among the solemn feasts of the passover, pentecost, and tabernacles, and the beginning of the year, and the day of atonement, teaches, that he that observes it, and leaves the corner of the field and the gleanings to the poor, it is as if he built the sanctuary, and offered his sacrifices in the midst of it; but a much better reason may be given for it, which was, to teach them that when they expressed their thankfulness to God, they should exercise charity and liberality to the poor;

thou shalt not make clean riddance of the corners of thy field when
thou reapest, neither shalt thou gather any gleaning of thy harvest:
(See Gill on Leviticus 19:9);

thou shalt leave them unto the poor, and to the stranger: I [am] the
Lord your God; (See Gill on Leviticus 19:10).

---

FOOTNOTES:

F1 In Torat Cohenim, apud Yalkut in loc. & Jarchi.

Leviticus 23:22 In-Context

20 Dan zal de priester dezelve met het brood der eerstelingen ten beweegoffer, voor het aangezicht des HEEREN, met de twee lammeren bewegen; zij zullen den HEERE een heilig ding zijn, voor den priester.

21 En gij zult op dienzelfden dag uitroepen, dat gij een heilige samenroeping zult hebben; geen dienstwerk zult gij doen; het is een eeuwige inzetting in al uw woningen voor uw geslachten

22 Als gij nu den oogst uws lands zult inoogsten, gij zult, in uw inoogsten, den hoek des velds niet ganselijk afmaaien, en de opzameling van uw oogst niet opzamelen; voor den arme en voor den vreemdeling zult gij ze laten; Ik ben de HEERE, uw God!

23 En de HEERE sprak tot Mozes, zeggende:

24 Spreek tot de kinderen Israels, zeggende: In de zevende maand, op den eersten der maand, zult gij een rust hebben, een gedachtenis des geklanks, een heilige samenroeping.