Lukas 7:6

6 En Jezus ging met hen. En als Hij nu niet verre van het huis was, zond de hoofdman over honderd tot Hem enige vrienden, en zeide tot Hem: Heere, neem de moeite niet; want ik ben niet waardig, dat Gij onder mijn dak zoudt inkomen.

Lukas 7:6 Meaning and Commentary

Luke 7:6

Then Jesus went with them
The elders of the Jews, towards the centurion's house, after hearing their request, and their reasons for it; and that without any reluctancy, he at once complied, made no hesitation, or difficulty about it, but went with them very freely:

and when he was now not far from the house;
of the centurion, where his servant lay sick; he having some notice of his coming, and of his being near his house, in his great humility, and being conscious to himself of his unworthiness to have such a person under his roof, sent messengers to prevent him:

the centurion sent friends to him, saying unto him, Lord, trouble not
thyself;
or do not fatigue thyself by coming to the house, stop, go no further;

for I am not worthy that thou shouldst enter under my roof:
he might know full well the law of the Jews, that it was not lawful for a Jew to go into the house of an uncircumcised Gentile; and though he might be a proselyte of righteousness, and so his house was free of entrance; yet considering his own meanness, and the greatness of Christ, who was become so famous for his doctrines and miracles, he thought it too great a stoop for Christ to come into his house, and too high a favour for him to enjoy.

Lukas 7:6 In-Context

4 Dezen nu, tot Jezus gekomen zijnde, baden Hem ernstelijk, zeggende: Hij is waardig, dat Gij hem dat doet;

5 Want hij heeft ons volk lief, en heeft zelf ons de synagoge gebouwd.

6 En Jezus ging met hen. En als Hij nu niet verre van het huis was, zond de hoofdman over honderd tot Hem enige vrienden, en zeide tot Hem: Heere, neem de moeite niet; want ik ben niet waardig, dat Gij onder mijn dak zoudt inkomen.

7 Daarom heb ik ook mijzelven niet waardig geacht, om tot U te komen; maar zeg het met een woord, en mijn knecht zal genezen worden.

8 Want ik ben ook een mens, onder de macht van anderen gesteld, hebbende krijgsknechten onder mij, en ik zeg tot dezen: Ga, en hij gaat; en tot den anderen: Kom en hij komt; en tot mijn dienstknecht: Doe dat! en hij doet het.