Maleachi 2:12

12 De HEERE zal den man, die zulks doet, uitroeien uit de hutten van Jakob, dien, die waakt, en dien, die antwoordt, en die den HEERE der heirscharen spijsoffer brengt.

Maleachi 2:12 Meaning and Commentary

Malachi 2:12

The Lord will cut off the man that doeth this
That is guilty of such treachery, wickedness, and idolatry: or "to the man that doeth this" ^F25; all that belong to him, his children and substance: it denotes the utter destruction, not of a single man and his family only, but of the whole Jewish nation and its polity, civil and ecclesiastical, as follows: the master and the scholar out of the tabernacles of Jacob;
the Targum paraphrases it,

``the son, and son's son, out of the cities of Jacob;''

agreeable to which is Kimchi's note,

``it is as if it was said, there shall not be left in his house one alive; that there shall not be in his house one that answers him, that calls by name.''

In the Hebrew text it is, "him that is awake, and him that answers" {z}; which the Talmudists ^F1 explain, the former of the wise men or masters, and the latter of the disciples of the wise men; to which sense our version agrees: but by "him that waketh or watcheth", according to Cocceius, is meant the civil magistrate, who watches for the good of the commonwealth, and so may design the elders and rulers of the people; and by him that "answereth", the prophet, who returns answers when he is consulted in things belonging to the law of God, and such were the scribes and lawyers. And him that offereth an offering unto the Lord of hosts;
the priests, that offered sacrifice for the people; so that hereby is threatened an entire destruction, both of the civil and ecclesiastical polity of the Jews, that there should be no prince, prophet, and priest among them; all should be removed out of the tents of Jacob, or cities of Israel; see ( Hosea 3:4 ) .

---

FOOTNOTES:

F25 (vyal) "viro", Drusius, Cocceius, Burkius, De Dieu; "filius et qui fecerit istud", Piscator.
F26 (hnew re) "vigilantem et respondentem", Montanus, Vatablus, Drusius, Grotius; "vigilantem et responsantem", Junius & Tremellius; "vigilem et respondentem", Burkius.
F1 T. Bab. Sanhedrin, fol. 82. 1.

Maleachi 2:12 In-Context

10 Hebben wij niet allen een Vader? Heeft niet een God ons geschapen? Waarom handelen wij dan trouwelooslijk de een tegen den ander, ontheiligende het verbond onzer vaderen?

11 Juda handelt trouwelooslijk, en er wordt een gruwel gedaan in Israel, en in Jeruzalem; want Juda ontheiligt de heiligheid des HEEREN, welke Hij liefheeft; want hij heeft de dochters eens vreemden gods getrouwd.

12 De HEERE zal den man, die zulks doet, uitroeien uit de hutten van Jakob, dien, die waakt, en dien, die antwoordt, en die den HEERE der heirscharen spijsoffer brengt.

13 Dit tweede doet gijlieden ook, dat gij het altaar des HEEREN bedekt met tranen, met wening en met zuchting; zodat Hij niet meer het spijsoffer aanschouwen, noch met welgevallen van uw hand ontvangen wil.

14 Gij nu zegt: Waarom? Daarom dat de HEERE een Getuige geweest is, tussen u en tussen de huisvrouw uwer jeugd, met dewelke gij trouwelooslijk handelt; daar zij toch uw gezellin, en de huisvrouw uws verbonds is.