Nahum 2:10

10 Zij is geledigd, ja, uitgeledigd, uitgeput, en haar hart versmelt, en de knieen schudden, en in al de lenden is smart, en hun aller aangezichten betrekken, als een pot.

Nahum 2:10 Meaning and Commentary

Nahum 2:10

She is empty, and void, and waste
The city of Nineveh, empty of inhabitants, being killed, or having fled; and stripped of all its treasures and riches by the enemies; its walls and houses demolished and pulled down, and laid in ruins, and become a heap of rubbish; (See Gill on Nahum 1:8). Various words are here used to ascertain and confirm the thing; and there is an elegant play on words or likeness of sounds, which our language will not express: and the heart melteth;
the heart of every inhabitant of Nineveh melted with fear at the approach of their enemies, their entrance into the city, and plunder of it; flowed like water, or melted like wax; see ( Psalms 22:14 ) : and the knees smite together;
like people in a fright, and when a panic has seized them; and as it was with Belshazzar, ( Daniel 5:6 ) : and much pain [is] in all loins;
like that of women in travail; or of persons in a sudden fright, which gives them a pain in their backs at once: and the faces of them all gather blackness;
like a pot, as the Targum adds; being in great distress and disconsolation, which make men appear in a dismal hue, and their countenances look very dark and gloomy; see ( Joel 2:6 ) .

Nahum 2:10 In-Context

8 Nineve is wel als een watervijver, van de dagen af dat zij geweest is, doch zij zullen vluchten. Staat, staat! zal men roepen, maar niemand zal omzien.

9 Rooft zilver, rooft goud, want er is geen einde des voorraads, der heerlijkheid van allerlei gewenste vaten.

10 Zij is geledigd, ja, uitgeledigd, uitgeput, en haar hart versmelt, en de knieen schudden, en in al de lenden is smart, en hun aller aangezichten betrekken, als een pot.

11 Waar is nu de woning der leeuwen, en die weide der jonge leeuwen? Alwaar de leeuw, de oude leeuw, en het leeuwenwelp wandelde, en er was niemand, die hen verschrikte.

12 De leeuw, die genoeg roofde voor zijn welpen, en worgde voor zijn oude leeuwinnen, die zijn holen vervulde met roof, en zijn woningen met het geroofde.