Numberi 14:33

33 En uw kinderen zullen gaan weiden in deze woestijn, veertig jaren, en zullen uw hoererijen dragen, totdat uw dode lichamen verteerd zijn in deze woestijn.

Numberi 14:33 Meaning and Commentary

Numbers 14:33

And your children shall wander in the wilderness forty years,
&c.] Or "feed" ^F2, as shepherds, who go from place to place, and seek fresh pasture for their sheep; it being the custom of a shepherd, as Aben Ezra observes, not to stand or rest in a place; and so like sheep grazing in a wilderness, where they have short commons, and wander about in search, of better. These forty years are to be reckoned from their coming out of Egypt, from whence they had now been come about a year and a half: and bear your whoredoms;
the punishment of their idolatries, which are frequently signified by this phrase, and particularly of the idolatry of the calf, which God threatened to punish whenever he visited for sin, ( Exodus 32:34 ) ; and of other sins, as their murmurings for it was on account of them their children wandered so long in the wilderness, and were kept out of the possession of the land of Canaan: until your carcasses be wasted in the wilderness;
everyone of them be consumed by death, save those before excepted, ( Numbers 14:30 ) .

---

FOOTNOTES:

F2 (Myer wyhy) "erunt pascentes", Pagninus, Montanus, Drusius, Junius & Tremellius; "pascent", Tigurine version, Piscator.

Numberi 14:33 In-Context

31 En uw kinderkens, waarvan gij zeidet: Zij zullen ten roof worden! die zal Ik daarin brengen, en die zullen bekennen dat land, hetwelk gij smadelijk verworpen hebt.

32 Maar u aangaande, uw dode lichamen zullen in deze woestijn vallen!

33 En uw kinderen zullen gaan weiden in deze woestijn, veertig jaren, en zullen uw hoererijen dragen, totdat uw dode lichamen verteerd zijn in deze woestijn.

34 Naar het getal der dagen, in welke gij dat land verspied hebt, veertig dagen, elken dag voor elk jaar, zult gij uw ongerechtigheden dragen, veertig jaren, en gij zult gewaar worden Mijn afbreking.

35 Ik, de HEERE, heb gesproken: zo Ik dit aan deze ganse boze vergadering dergenen, die zich tegen Mij verzameld hebben, niet doe, zij zullen in deze woestijn te niet worden, en zullen daar sterven!