Prediker 8:11

11 Omdat niet haastelijk het oordeel over de boze daad geschiedt, daarom is het hart van de kinderen der mensen in hen vol om kwaad te doen.

Prediker 8:11 Meaning and Commentary

Ecclesiastes 8:11

Because sentence [against] an evil work is not executed
speedily
Any evil work done by magistrates, or others, against which the wrath of God is revealed from heaven, and is threatened with his vengeance; the decree is gone forth, the sentence is passed, God is determined upon punishment; but there is a delay of it, he exercises patience and longsuffering to answer some end of his, both towards his own people and the wicked; as well as to display some of his own perfections; but because so it is, the judgment comes not at once; therefore the heart of the sons of men is fully set in them to do
evil;
or their "heart is full to do evil" F14; they have not only a fulness of sin in them naturally as is in every man's heart; but they are filled with resolution, boldness, and courage, to commit sin, promising themselves impurity from the seeming delay of justice; such an abuse do they make of the patience and forbearance of God; they become more and more hardened in sin and bent upon the commission of it.


FOOTNOTES:

F14 (er twvel alm) "plenum ad faciendum malum", Pagninus, Montanus; "praegnano ad faciendum malum", Gussetius, p. 469.

Prediker 8:11 In-Context

9 Dit alles heb ik gezien, toen ik mijn hart begaf tot alle werk, dat onder de zon geschiedt: er is een tijd, dat de ene mens over den anderen mens heerst, hem ten kwade.
10 Alzo heb ik ook gezien de goddelozen, die begraven waren, en degenen, die kwamen, en uit de plaats des Heiligen gingen, die werden vergeten in die stad, in dewelke zij recht gedaan hadden. Dit is ook ijdelheid.
11 Omdat niet haastelijk het oordeel over de boze daad geschiedt, daarom is het hart van de kinderen der mensen in hen vol om kwaad te doen.
12 Hoewel een zondaar honderd maal kwaad doet, en God hem de dagen verlengt; zo weet ik toch, dat het dien zal welgaan, die God vrezen, die voor Zijn aangezicht vrezen.
13 Maar den goddeloze zal het niet welgaan, en hij zal de dagen niet verlengen; hij zal zijn gelijk een schaduw, omdat hij voor Gods aangezicht niet vreest.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.