Richtere 6:39

39 En Gideon zeide tot God: Uw toorn ontsteke niet tegen mij, dat ik alleenlijk ditmaal spreke; laat mij toch alleenlijk ditmaal met het vlies verzoeken; er zij toch droogte op het vlies alleen, en op de ganse aarde zij dauw.

Richtere 6:39 Meaning and Commentary

Judges 6:39

And Gideon said unto God
In the same way as before, and on the morning when he had been favoured with the sight of the above miracle:

let not thine anger be hot against me, and I will speak but this once;
he was conscious to himself that it showed great presumption and boldness in him to repeat his request, and that it had the appearance of great diffidence and distrust in him, after he had been indulged with such a sign to confirm his faith; but as it was not so much on his own account as others, and promising to ask no more favours of this kind, he hoped his boldness would not be resented:

let me prove, l pray thee, but this once with the fleece
one time more with it, and that not to try the power of God, of which he had no doubt, but the will of God, whether it was the good pleasure of God to save Israel by his hand, and whether now was the time, or another:

let it now be dry only upon the fleece, and upon all the ground let
there be dew;
which might seem to be a greater, at least a plainer miracle than the former, and less liable to cavil and objection; for it might be urged, that a fleece of wool naturally draws in and drinks up moisture about it; wherefore that to be dry, and the ground all around it wet, would be a sure sign and evidence of the wonderful interposition of the power and providence of God, in directing the fall of the dew on the one, and not on the other.

Richtere 6:39 In-Context

37 Zie, ik zal een wollen vlies op den vloer leggen; indien er dauw op het vlies alleen zal zijn, en droogte op de ganse aarde, zo zal ik weten, dat Gij Israel door mijn hand zult verlossen, gelijk als Gij gesproken hebt.
38 En het geschiedde alzo; want hij stond des anderen daags vroeg op, en drukte het vlies uit, en hij wrong den dauw uit het vlies, een schaal vol waters.
39 En Gideon zeide tot God: Uw toorn ontsteke niet tegen mij, dat ik alleenlijk ditmaal spreke; laat mij toch alleenlijk ditmaal met het vlies verzoeken; er zij toch droogte op het vlies alleen, en op de ganse aarde zij dauw.
40 En God deed alzo in denzelven nacht; want de droogte was op het vlies alleen, en op de ganse aarde was dauw.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.