Ruth 1:21

21 Vol toog ik weg, maar ledig heeft mij de HEERE doen wederkeren; waarom zoudt gij mij Naomi noemen, daar de HEERE tegen mij getuigt, en de Almachtige mij kwaad aangedaan heeft?

Ruth 1:21 Meaning and Commentary

Ruth 1:21

I went out full
Of my husband and children, as the Targum; of children and riches, as Aben Ezra and Jarchi; wherefore some Jewish writers blame her and her husband for going abroad at such a time, and ascribe it to a covetous disposition, and an unwillingness to relieve the poor that came to them in their distress, and therefore got out of the way of them, on account of which they were punished, so Jarchi on ( Ruth 1:1 ) , see ( Judges 2:15 ) but this is said without any just cause or reason that appears:

and the Lord hath brought me home again empty:
deprived of her husband, children, and substance; she acknowledges the hand of God in it, and seems not to murmur at it, but to submit to it quietly, and bear it patiently:

why then call ye me Naomi;
when there is nothing pleasant and agreeable in me, nor in my circumstances:

seeing the Almighty hath testified against me, and the Almighty hath
afflicted me?
had bore witness that that was not a name suitable for her; or that she had sinned, and had not done what was well pleasing in his sight, as appeared by his afflicting her; she seemed therefore to be humbled under a sense of sin, and to consider afflictions as coming from the Lord on account of it, and submitted to his sovereign will; the affliction she means was the loss of her husband, children, and substance; see ( Job 10:17 ) ( 16:8 ) .

Ruth 1:21 In-Context

19 Alzo gingen die beiden, totdat zij te Bethlehem inkwamen; en het geschiedde, als zij te Bethlehem inkwamen, dat de ganse stad over haar beroerd werd, en zij zeiden: Is dit Naomi?

20 Maar zij zeide tot henlieden: Noemt mij niet Naomi, noemt mij Mara; want de Almachtige heeft mij grote bitterheid aangedaan.

21 Vol toog ik weg, maar ledig heeft mij de HEERE doen wederkeren; waarom zoudt gij mij Naomi noemen, daar de HEERE tegen mij getuigt, en de Almachtige mij kwaad aangedaan heeft?

22 Alzo kwam Naomi weder, en Ruth, de Moabietische, haar schoondochter, met haar, die uit de velden Moabs wederkwam; en zij kwamen te Bethlehem in het begin van de gersteoogst.