Zacharia 11:9

9 En ik zeide: Ik zal ulieden niet meer weiden; wat sterft, dat sterve, en wat afgesneden is, dat zij afgesneden, en dat de overgeblevenen de een des anderen vlees verslinden.

Zacharia 11:9 Meaning and Commentary

Zechariah 11:9

Then said I, I will not feed you
That is, any longer; either personally, or by his apostles; he fed them himself, during his public ministry; and afterwards by his apostles, whom he ordered to preach the Gospel to the Jews first; but that being contradicted, blasphemed, and despised by them, they were ordered to turn away from them, and go to the Gentiles: this shows that not the shepherds only, but the body of the people, abhorred Christ and his Gospel: and therefore it was taken away from them: that that dieth, let it die;
literally, by the pestilence, that going by the name of death in Scripture; and spiritually, they that are dead in sin, let them continue so; let them die through famine of the word they have despised; let them die in their sins, and die the second death, they justly deserve: and that that is to be cut off, let it be cut off;
literally, by the sword; spiritually, the meaning is, that whereas some were in righteous judgment appointed to ruin, vessels of wrath fitted to destruction; let them be left to themselves, to a judicial blindness, and hardness of heart, and be cut off as unfruitful branches, and be no more in a church state here, and hereafter cast into everlasting burnings: and let the rest eat everyone the flesh of another;
through famine; or destroy each other in their internal divisions, which was the case of the Jews, when Jerusalem was besieged; see ( Galatians 5:15 ) .

Zacharia 11:9 In-Context

7 Dies heb ik deze slachtschapen geweid, dewijl zij ellendige schapen zijn; en ik heb mij genomen twee stokken, den een heb ik genoemd LIEFELIJKHEID, en den anderen heb ik genoemd SAMENBINDERS; en ik heb die schapen geweid.

8 En ik heb drie herders in een maand afgesneden; want mijn ziel was over hen verdrietig geworden, en ook had hun ziel een walg van mij.

9 En ik zeide: Ik zal ulieden niet meer weiden; wat sterft, dat sterve, en wat afgesneden is, dat zij afgesneden, en dat de overgeblevenen de een des anderen vlees verslinden.

10 En ik nam mijn stok LIEFELIJKHEID, en ik verbrak denzelven, te niet doende mijn verbond, hetwelk ik met al deze volken gemaakt had.

11 Dus werd het te dien dage vernietigd, en alzo hebben de ellendigen onder de schapen, die op mij wachtten, bekend, dat het des HEEREN woord was.