Zacharia 6:14

14 En die kronen zullen wezen voor Chelem, en voor Tobia, en voor Jedaja, en voor Chen, den zoon van Zefanja, tot een gedachtenis in den tempel des HEEREN.

Zacharia 6:14 Meaning and Commentary

Zechariah 6:14

And the crowns shall be to Helem
The same with Heldai, ( Zechariah 6:10 ) : and to Tobijah, and to Jedaiah, and to Hen the son of Zephaniah;
the same with Josiah, ( Zechariah 6:10 ) : for a memorial in the temple of the Lord;
the crowns, after they had been put upon the head of Joshua, were taken off, and laid up in some part of the temple, of which the Jews make mention in their Misna {r}; and say there were golden chains fixed to the beams of the porch (of the temple), by which the young priests went up, and saw the crowns; as it is said, ( Zechariah 6:14 ) "and the crowns shall be to Helem"; these were laid up for a memorial of the liberality and generosity of those men, as Jarchi interprets it; who had so freely and largely offered towards the building of the temple; or rather, as Alshec ^F19, another Jewish commentator, observes, they were for a memorial of something future, even of the Messiah, who was typified by Joshua; when he had those crowns upon him; for those crowns respected the glory of Christ's government in future times; and being made both of silver and gold, and put upon the head of the high priest Joshua, denoted the union of the kingly and priestly offices in the Messiah.

---

FOOTNOTES:

F18 Massech. Middot, c. 3. sect. 8.
F19 Apud L'Empereur. Not. in ib.

Zacharia 6:14 In-Context

12 En spreek tot hem, zeggende: Alzo spreekt de HEERE der heirscharen, zeggende: Ziet, een Man, Wiens naam is SPRUITE, Die zal uit Zijn plaats spruiten, en Hij zal des HEEREN tempel bouwen.

13 Ja, Hij zal den tempel des HEEREN bouwen, en Hij zal het sieraad dragen, en Hij zal zitten, en heersen op Zijn troon; en Hij zal priester zijn op Zijn troon; en de raad des vredes zal tussen die Beiden wezen.

14 En die kronen zullen wezen voor Chelem, en voor Tobia, en voor Jedaja, en voor Chen, den zoon van Zefanja, tot een gedachtenis in den tempel des HEEREN.

15 En die verre zijn, zullen komen, en zullen bouwen in den tempel des HEEREN, en gijlieden zult weten, dat de HEERE der heirscharen mij tot u gezonden heeft. Dit zal geschieden, indien gij vlijtiglijk zult horen naar de stem des HEEREN, uws Gods.