1 Petrus 4:4

4 Waarin zij zich vreemd houden, als gij niet medeloopt tot dezelfde uitgieting der overdadigheid, en u lasteren;

1 Petrus 4:4 Meaning and Commentary

1 Peter 4:4

Wherein they think it strange
Here the apostle points out what the saints must expect from the men of the world, by living a different life; and he chooses to mention it, to prevent discouragements, and that they might not be uneasy and distressed when they observed it; as that they would wonder at the change in their conversations, and look on it as something unusual, new, and unheard of, and treat them as strangers, yea, as enemies, on account of it:

that you run not with them into the same excess of riot;
to their luxurious entertainments, their Bacchanalian feasts, and that profusion of lasciviousness, luxury, intemperance, and wickedness of all sorts, which, with so much eagerness of mind, and bodily haste, they rushed into; being amazed that they should not have the same taste for these things as before, and as themselves now had; and wondering how it was possible for them to abstain from them, and what that should be that should give them a different cast of mind, and turn of action:

speaking evil of you;
and so the Syriac and Arabic versions supply "you" as we do; but in the Greek text it is only, "speaking evil of, or blaspheming"; God, Christ, religion, the Gospel, and the truths of it, and all good men; hating them because different from them, and because their lives reprove and condemn them; charging them with incivility, unsociableness, preciseness, and hypocrisy.

1 Petrus 4:4 In-Context

2 Om nu niet meer naar de begeerlijkheden der mensen, maar naar den wil van God, den tijd, die overig is in het vlees, te leven.

3 Want het is ons genoeg, dat wij den voorgaande tijd des levens der heidenen wil volbracht hebben, en gewandeld hebben in ontuchtigheden, begeerlijkheden, wijnzuiperijen, brasserijen, drinkerijen en gruwelijke afgoderijen;

4 Waarin zij zich vreemd houden, als gij niet medeloopt tot dezelfde uitgieting der overdadigheid, en u lasteren;

5 Dewelke zullen rekenschap geven Dengene, Die bereid staat om te oordelen de levenden en de doden.

6 Want daartoe is ook den doden het Evangelie verkondigd geworden, opdat zij wel zouden geoordeeld worden naar den mens in het vlees, maar leven zouden naar God in den geest.