Daniël 9:13

13 Gelijk als in de wet van Mozes geschreven is, alzo is al dat kwaad over ons gekomen; en wij smeekten het aangezicht des HEEREN, onzes Gods, niet, afkerende van onze ongerechtigheden, en verstandelijk acht gevende op Uw waarheid.

Daniël 9:13 Meaning and Commentary

Daniel 9:13

As it is written in the law of Moses, all this evil is come
upon us
As it is there threatened it should, and as it is there foretold it would come upon them, so it has; even the selfsame things, in the same manner, and with the same circumstances, as there foretold; which is a proof of the omniscience, omnipotence, and faithfulness of God, and an evidence of the truth of divine revelation; see ( Leviticus 26:1 ) ( Deuteronomy 28:1 ) : yet made we not our prayer before the Lord our God;
during the seventy years captivity, they might have prayed, and doubtless did, in a lifeless, formal manner; but not sincerely and heartily, in faith and with fervency, under a sense of sin, with confession of it, and true repentance for it, and so as to forsake it, as follows: that we might turn from our iniquities;
for since they did not pray against sin, and entreat the Lord to enable them to turn from it, and forsake it, but continued in a course of disobedience, their prayer was not reckoned prayer: and understand thy truth;
either the truth and faithfulness of God, in fulfilling both his promises and his threatenings; or his law, which is truth, as Jacchiades interprets it; for, had they prayed aright, they would have had an understanding given them of divine truths, both with respect to doctrine and practice; of which they were ignorant, as prayerless persons usually are.

Daniël 9:13 In-Context

11 Maar geheel Israel heeft Uw wet overtreden, met af te wijken, dat zij Uwer stem niet gehoorzaamden; daarom is over ons uitgestort die vloek, en die eed, die geschreven is in de wet van Mozes, den knecht Gods, dewijl wij tegen Hem gezondigd hebben.

12 En Hij heeft Zijn woorden bevestigd, die Hij gesproken heeft tegen ons, en tegen onze richters, die ons richtten, brengende over ons een groot kwaad, hetwelk niet geschied is onder den gansen hemel, gelijk aan Jeruzalem geschied is.

13 Gelijk als in de wet van Mozes geschreven is, alzo is al dat kwaad over ons gekomen; en wij smeekten het aangezicht des HEEREN, onzes Gods, niet, afkerende van onze ongerechtigheden, en verstandelijk acht gevende op Uw waarheid.

14 Daarom heeft de HEERE over het kwade gewaakt, en Hij heeft het over ons gebracht; want de HEERE, onze God, is rechtvaardig in al Zijn werken, die Hij gedaan heeft, dewijl wij Zijner stem niet gehoorzaamden.

15 En nu, o Heere, onze God! Die Uw volk uit Egypteland gevoerd hebt, met een sterke hand, en hebt U een Naam gemaakt, gelijk hij is te dezen dage; wij hebben gezondigd, wij zijn goddeloos geweest.