Genesis 18:21

21 Zal Ik nu afgaan en bezien, of zij naar hun geroep, dat tot Mij gekomen is, het uiterste gedaan hebben, en zo niet, Ik zal het weten.

Genesis 18:21 Meaning and Commentary

Genesis 18:21

I will go down now
The Son of God in an human form now with Abraham, who proposes to go from the place where he was, which perhaps was on higher ground, to the plain in which Sodom and Gomorrah stood; and whither it seems certain he did go down, after he had done talking with Abraham, see ( Genesis 19:24 ) : and see whether they have done altogether;
committed all the sins, and in such manner, and with such circumstances as reported; or, "have made a full end" F3, have tilled up the measure of their iniquities, and so are ripe for ruin: according to the cry of it which is come unto me;
this is spoken after the manner of men; for otherwise God saw all their wickedness, and knew full well the nature and circumstances of it, and how general it was; but this method he proposes to take, to show the justice of his proceedings, and to instruct judges, and set an example to them, not to condemn any without thoroughly examining their cause: and if not, I will know:
the reason of this cry, and what is proper to be done. The note of Aben Ezra is,

``if they have so done (according to the cry) I will make a consumption among them (so he takes the sense of the word F4 we render "altogether"); but if not, "I will know", I will have mercy on them.''

FOOTNOTES:

F3 (hlk wve) "fecerint consummationem", Pagninus, Montanus, Munster, Vatablus, Drusius, Cocceius.
F4 "Fecerint consumptionem", Piscator, Schmidt; so the Targums of Jonathan and Jerusalem.

Genesis 18:21 In-Context

19 Want Ik heb hem gekend, opdat hij zijn kinderen en zijn huis na hem zoude bevelen, en zij den weg des HEEREN houden, om te doen gerechtigheid en gerichte; opdat de HEERE over Abraham brenge, hetgeen Hij over hem gesproken heeft.
20 Voorts zeide de HEERE: Dewijl het geroep van Sodom en Gomorra groot is, en dewijl haar zonde zeer zwaar is,
21 Zal Ik nu afgaan en bezien, of zij naar hun geroep, dat tot Mij gekomen is, het uiterste gedaan hebben, en zo niet, Ik zal het weten.
22 Toen keerden die mannen het aangezicht van daar, en gingen naar Sodom; maar Abraham bleef nog staande voor het aangezicht des HEEREN.
23 En Abraham trad toe, en zeide: Zult Gij ook den rechtvaardige met den goddeloze ombrengen?
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.