Genesis 21:13

13 Doch Ik zal ook den zoon dezer dienstmaagd tot een volk stellen, omdat hij uw zaad is.

Genesis 21:13 Meaning and Commentary

Genesis 21:13

And also of the son of the bondwoman will I make a nation,
&c.] A great nation, as is promised, ( Genesis 17:20 ) ; and such the Ishmaelites and Saracens have been, and the Turks now are, the descendants of Ishmael. The Targum of Jonathan paraphrases it, a people of thieves, or a thieving people; as were the Saracens, and who are thought to have that name from the Arabic word "sarac" ^F25, to thieve; though they would have it derived from Sarah: but it is not agreeable to the promise of God to Abraham, that when for his comfort he is told that his son Ishmael and his descendants should become a great nation, that they should be described as a company of thieves and robbers; and especially when the reason of the promise is given,

because he [is] thy seed;
or thy son; here the word "seed" is again used of a single individual; see ( Genesis 4:25 ) ( Galatians 3:16 ) .

---

FOOTNOTES:

F25 <arabic> "furatus fuit, furto abstulit", Golius, col. 1167. Castel. col. 2626.

Genesis 21:13 In-Context

11 En dit woord was zeer kwaad in Abrahams ogen, ter oorzake van zijn zoon.

12 Maar God zeide tot Abraham: Laat het niet kwaad zijn in uw ogen, over den jongen, en over uw dienstmaagd; al wat Sara tot u zal zeggen, hoor naar haar stem; want in Izak zal uw zaad genoemd worden.

13 Doch Ik zal ook den zoon dezer dienstmaagd tot een volk stellen, omdat hij uw zaad is.

14 Toen stond Abraham des morgens vroeg op, en nam brood, en een fles water, en gaf ze aan Hagar, die leggende op haar schouder; ook gaf hij haar het kind, en zond haar weg. En zij ging voort, en dwaalde in de woestijn Ber-seba.

15 Als nu het water van de fles uit was, zo wierp zij het kind onder een van de struiken.