Handelingen 5:35

35 En hij zeide tot hen: Gij Israelietische mannen, ziet voor u, wat gij doen zult aangaande deze mensen.

Handelingen 5:35 Meaning and Commentary

Acts 5:35

And said unto them, ye men of Israel
This he said after the apostles were put out, when the council was by themselves; and he addressed them as "men of Israel"; not as distinct from the priests and Levites in the council, but because they were all of the stock of Israel; for this council did not consist of Israelites only, as distinct from priests and Levites, as appears from ( Acts 5:21 Acts 5:27 ) . A sanhedrim commonly consisted of each of these; though if only of Israelites it was a lawful one. Maimonides says ^F3,

``they did not use to appoint any in the sanhedrim, but priests, Levites, and Israelites, that were genealogized and fit to be married into the priesthood---and that it was a command, that in the great sanhedrim there should be priests and Levites; as it is said, "thou shalt go to the priests and Levites"; but if they are not found, if they are all Israelites, lo, this is lawful,''

or a proper sanhedrim. His speech to them follows,

take heed to yourselves;
consider well, do not act a rash and precipitant part; do not give way to passion and wrath, and hastily lay hands on these men, and destroy them; lest ye bring yourselves into disgrace and danger, and bring upon yourselves the ill-will and resentment of men, and the wrath of God: take time to consider of the matter, and deliberately consult

what ye intend to do as touching these men;
what punishment to inflict upon them, whether imprisonment, scourging, or death; do nothing rashly.

---

FOOTNOTES:

F3 Hilchot Sanhedrin, c. 2. sect. 1. 2.

Handelingen 5:35 In-Context

33 Als zij nu dit hoorden, barstte hun het hart, en zij hielden raad, om hen te doden.

34 Maar een zeker Farizeer stond op in den raad, met name Gamaliel, een leraar der wet, in waarde gehouden bij al het volk, en gebood, dat men de apostelen een weinig zou doen buiten staan.

35 En hij zeide tot hen: Gij Israelietische mannen, ziet voor u, wat gij doen zult aangaande deze mensen.

36 Want voor deze dagen stond Theudas op, zeggende, dat hij wat was, dien een getal van omtrent vierhonderd mannen aanhing; welke is omgebracht, en allen, die hem gehoor gaven, zijn verstrooid en tot niet geworden.

37 Na hem stond op Judas, de Galileer in de dagen der beschrijving, en maakte veel volks afvallig achter zich; en deze is ook vergaan, en allen, die hem gehoor gaven, zijn verstrooid geworden.