Jeremia 26:18

18 Micha, de Morastiet, heeft in de dagen van Hizkia, koning van Juda, geprofeteerd, en tot al het volk van Juda gesproken, zeggende: Zo zegt de HEERE des heirscharen: Sion zal als een akker geploegd, en Jeruzalem tot steen hopen worden, en de berg dezes huizes tot hoogten des wouds.

Jeremia 26:18 Meaning and Commentary

Jeremiah 26:18

Micah the Morasthite prophesied in the days of Hezekiah king
of Judah
Or, Micah of Maresha, as the Targum. Mareshah was a city of the tribe of Judah, ( Joshua 15:44 ) ; the native place, of this prophet; who appears, by the following quotation, to be the same Micah that stands among the minor prophets; and who is also so called, and lived in the times of Hezekiah, ( Micah 1:1 ) ; and spake to all the people of Judah;
very openly and publicly, and just as Jeremiah had done, ( Jeremiah 26:2 Jeremiah 26:7 Jeremiah 26:8 ) ; saying, thus saith the Lord of hosts, Zion shall be ploughed [like] a
field, and Jerusalem shall become heaps;
Mount Zion, on part of which the temple was built, and on the other the city of David, together with the city of Jerusalem, should be so demolished, as that they might be ploughed, and become a tillage; as the Jews say they were by Terentius, or Turnus Rufus, as they call him, after their last destruction by the Romans: and the mountain of the house as the high places of the forest;
covered with grass and shrubs, and thorns and briers; even Mount Moriah, on which the temple stood, which is designed by the house; and so the Targum calls it the house of the sanctuary. Now this was saying as much against the city and temple as Jeremiah did; and was said in the days of a good king too, who encouraged a reformation, and carried it to a great pitch. See ( Micah 3:12 ) .

Jeremia 26:18 In-Context

16 Toen zeiden de vorsten en al het volk tot de priesteren en tot de profeten: Aan dezen man is geen oordeel des doods, want hij heeft tot ons gesproken in den Naam des HEEREN, onzes Gods.

17 Ook stonden er mannen op, van de oudsten des lands, en spraken tot de ganse gemeente des volks, zeggende:

18 Micha, de Morastiet, heeft in de dagen van Hizkia, koning van Juda, geprofeteerd, en tot al het volk van Juda gesproken, zeggende: Zo zegt de HEERE des heirscharen: Sion zal als een akker geploegd, en Jeruzalem tot steen hopen worden, en de berg dezes huizes tot hoogten des wouds.

19 Hebben ook Hizkia, de koning van Juda, en gans Juda hem ooit gedood? Vreesde hij niet den HEERE, en smeekte des HEEREN aangezicht, zodat het den HEERE berouwde over het kwaad, dat Hij tegen hen gesproken had? Wij dan doen een groot kwaad tegen onze zielen.

20 Er was ook een man, die in den Naam des HEEREN profeteerde, Uria, de zoon van Semaja, van Kirjath-Jearim; die profeteerde tegen deze stad en tegen dit land, naar al de woorden van Jeremia.