Jesaja 17:2

2 De steden van Aroer zullen verlaten worden; voor de kudden zullen zij wezen, die zullen daar nederliggen, en niemand zal ze verschrikken.

Jesaja 17:2 Meaning and Commentary

Isaiah 17:2

The cities of Aroer are forsaken
The inhabitants of them being slain, or carried captive, or obliged to flee. Aroer was a city by the river Arnon, on the borders of Moab and Ammon, ( Deuteronomy 2:36 ) ( Deuteronomy 3:12 ) , it was originally in the hands of the Amorites, and sometimes in the hands of the Moabites and Ammonites: it was given by Moses to the Reubenites and, Gadites, from whom it was taken by the Syrians, and in whose possession it seems to have been at this time; see ( 2 Kings 10:33 ) though Jarchi thinks it was now in the hands of Pekah king of Israel, and said to be forsaken, because the Reubenites and Gadites were now carried captive. Jerom F13 says it was seen in his time, upon the top of the mountain. Here it seems to designs a country of this name, in which were many cities. Grotius thinks it was a tract of land in Syria, the same with the Aveira of Ptolemy F14. Vitringa is of opinion that Damascus itself is meant, which was a double city, like that divided by the river Chrysorrhoas, as this was by Arnon. They shall be for flocks which shall lie down;
instead of houses, there should be sheepcotes and shepherds' tents, and instead of men, sheep; and where streets were, grass would grow, and flocks feed and lie down; which is expressive of the utter desolation of these cities, or this tract of ground: and none shall make [them] afraid;
the flocks of sheep, timorous creatures, easily frightened; but so great should be the depopulation now, there would be no man upon the spot, or any pass by, to give them any disturbance.


FOOTNOTES:

F13 De locis. Heb. fol. 87. 1.
F14 Geograph. l. 5. c. 15.

Jesaja 17:2 In-Context

1 De last van Damaskus. Ziet, Damaskus zal weggenomen worden, dat zij geen stad meer zij, maar zij zal een vervallen steenhoop zijn.
2 De steden van Aroer zullen verlaten worden; voor de kudden zullen zij wezen, die zullen daar nederliggen, en niemand zal ze verschrikken.
3 En de vesting zal ophouden van Efraim, en het koninkrijk van Damaskus, en het overblijfsel der Syriers; zij zullen zijn gelijk de heerlijkheid der kinderen Israels, spreekt de HEERE der heirscharen.
4 En het zal geschieden te dien dage, dat de heerlijkheid van Jakob verdund zal worden, en dat de vettigheid van zijn vlees mager worden zal.
5 Want hij zal zijn, gelijk wanneer een maaier het staande koren verzamelt, en zijn arm aren afmaait; ja, hij zal zijn, gelijk wanneer iemand aren leest in het dal Refraim.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.