Jesaja 45:6

6 Opdat men wete, van den opgang der zon en van den ondergang, dat er buiten Mij niets is, Ik ben de HEERE, en niemand meer.

Jesaja 45:6 Meaning and Commentary

Isaiah 45:6

That they may know from the rising of the sun, and from the
west
That all the inhabitants of the world, from east to west, which takes in the habitable part of the world, that from north to south not being entirely so; that all within this compass, by hearing what great things God did by Cyrus, and for his people, might know, own, and acknowledge, that there is none besides me: I am the Lord, and there is none else;
or, "besides me there is nothing" ^F12; all creatures are nonentities in comparison of God; and he fills up all places, and everything lives, and moves, and has its being in him; and there is no God, the Lord, the eternal Jehovah, but the one true God, Father, Son, and Spirit.

---

FOOTNOTES:

F12 (dwe Nyaw) "quod nihilum absque me", Forerius.

Jesaja 45:6 In-Context

4 Om Jakobs, Mijns knechts wil, en Israels, Mijns uitverkorenen; ja, Ik riep u bij uw naam, Ik noemde u toe, hoewel gij Mij niet kendet.

5 Ik ben de HEERE, en niemand meer, buiten Mij is er geen God; Ik zal u gorden, hoewel gij Mij niet kent.

6 Opdat men wete, van den opgang der zon en van den ondergang, dat er buiten Mij niets is, Ik ben de HEERE, en niemand meer.

7 Ik formeer het licht, en schep de duisternis; Ik maak den vrede en schep het kwaad, Ik, de HEERE, doe al deze dingen.

8 Drupt, gij hemelen! van boven af, en dat de wolken vloeien van gerechtigheid; en de aarde opene zich, en dat allerlei heil uitwasse, en gerechtigheid te zamen uitspruiten; Ik, de HEERE, heb ze geschapen.