Job 29:13

13 De zegen desgenen, die verloren ging, kwam op mij; en het hart der weduwe deed ik vrolijk zingen.

Job 29:13 Meaning and Commentary

Job 29:13

The blessing of him that was ready to perish came upon me,
&c.] That were ready to perish through the oppression of others, or through want of the necessaries of life, or through false charges brought, and through false witness bore against them, and so liable to a sentence of condemnation to death, or having it passed upon them; but Job taking their part, and searching thoroughly into their cause, not only respited them from destruction, but cleared them from the charges laid against them, and which brought the blessing of those persons on him; who blessed God for him, and blessed him, wished a blessing on him in their prayers to God, who had been such a happy instrument of their deliverance from ruin and destruction; see ( Proverbs 24:11 Proverbs 24:12 ) ( Proverbs 31:5 Proverbs 31:6 ) ;

and I caused the widow's heart to sing for joy;
by relieving her wants, defending her cause, and punishing those that oppressed her; which is the reverse of the character Eliphaz gives of Job, ( Job 22:9 ) .

Job 29:13 In-Context

11 Als een oor mij hoorde, zo hield het mij gelukzalig; als mij een oog zag, zo getuigde het van mij.

12 Want ik bevrijdde den ellendige, die riep, en den wees, die geen helper had.

13 De zegen desgenen, die verloren ging, kwam op mij; en het hart der weduwe deed ik vrolijk zingen.

14 Ik bekleedde mij met gerechtigheid, en zij bekleedde mij; mijn oordeel was als een mantel en vorstelijke hoed.

15 Den blinden was ik tot ogen, en den kreupelen was ik tot voeten.