Spreuken 30:3-13

3 En ik heb geen wijsheid geleerd, noch de wetenschap der heiligen gekend.
4 Wie is ten hemel opgeklommen, en nedergedaald? Wie heeft den wind in Zijn vuisten verzameld? Wie heeft de wateren in een kleed gebonden? Wie heeft al de einden der aarde gesteld? Hoe is Zijn Naam, en hoe is de Naam Zijns Zoons, zo gij het weet?
5 Alle rede Gods is doorlouterd; Hij is een Schild dengenen, die op Hem betrouwen.
6 Doe niet tot Zijn woorden, opdat Hij u niet bestraffe, en gij leugenachtig bevonden wordt.
7 Twee dingen heb ik van U begeerd, onthoud ze mij niet, eer ik sterve:
8 Ijdelheid en leugentaal doe verre van mij; armoede of rijkdom geef mij niet; voed mij met het brood mijns bescheiden deels;
9 Opdat ik, zat zijnde, U dan niet verloochene, en zegge: Wie is de HEERE? of dat ik, verarmd zijnde, dan niet stele, en den Naam mijns Gods aantaste.
10 Achterklap niet van den knecht bij zijn heer, opdat hij u niet vloeke, en gij schuldig wordt.
11 Daar is een geslacht, dat zijn vader vervloekt, en zijn moeder niet zegent;
12 Een geslacht, dat rein in zijn ogen is, en van zijn drek niet gewassen is;
13 Een geslacht, welks ogen hoog zijn, en welks oogleden verheven zijn;

Spreuken 30:3-13 Meaning and Commentary

INTRODUCTION TO 1 KINGS 17

This chapter begins with a prophecy of Elijah, that there should be want of rain for some years to come, and he is directed to go first to the brook Cherith, where he should be fed by ravens, 1Ki 17:1-7, and afterwards he is sent to a widow at Zarephath, where he, she, and her son, were supported for a considerable time with a handful of meal, and a little oil in a cruse miraculously increased, 1Ki 17:8-16, whose son falling sick and dying, he restored to life, 1Ki 17:17-24.

The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.